Reisverhaal «Tasmanië: van zuidoost naar west en noord»

Australië | Australië | 4 Reacties 30 November 2014 - Laatste Aanpassing 06 December 2014

zuidoost Tasmanië

Het zuidoosten van Tasmanië bestaat uit 2 aaneengeschakelde schiereilanden.


of wat duidelijker


Het noordelijkste schiereiland, Forestier Peninsula is via een brug met het vaste land verbonden.  Het zuidelijke schiereiland, Tasman Peninsula, is via een smalle landengte, met het noordelijke schiereiland verbonden.
Het huidige landschap is vrij recent.  Zowat 6.000 jaar geleden bereikte de zee zijn huidig peil.  De structuur van de kustlijn is in deze tijd gevormd.
Zowat 20.000 jaar geleden lag het zeeniveau ongeveer 120m lager dan nu, de kustlijn lag dan een heel eind verder in zee.
De echte vorming van het gesteente dateert van ongeveer 290 miljoen jaar geleden.  Door ijstijden en weer ontdooien van gletsjers steeg en daalde het zeepeil.  Door de inwerking van de golfslag op de kustlijn ontstonden er bvb. grotten.  De grotten die nu hoger liggen zijn gevormd toen het zeepeil hoger was.  De lager gelegen grotten toen het zeepeil lager lag.


een klein stukje van de kust van het Forestier peninsula

270 miljoen jaar geleden bestond de aardkorst die nu Tasmanië is, uit 2 gebergten gescheiden door een bekken, de Tamaanse Zee.  Dat bekken stroomde regelmatig over met koud zeewater en werd beetje bij beetje gevuld met ijs, rotsblokken, zand, slib en modder.  Toen het water weer wegtrok, werd er ook weer wat van de opvulling weggespoeld.  Toen de zee uiteindelijk helemaal terugtrok bleef er, waar ooit het bekken was, een grote zandvlakte over.

Door vulkanische activiteiten, 180 miljoen jaar geleden kwam er gesmoten lava op de aardkorst, die uiteindelijk stolde en een zwart, zwaar gesteente achterliet, doleriet.

Zowat 80 miljoen jaar geleden was er weer spanning binnenin de aardkorst en ontstonden hier gebergten en valleien.  Water, ijs en wind hebben dat landschap verweerd tot zijn huidige vorm.


het is vandaag mistig, maar de oostelijke kustlijn van het Tasman schiereiland is nog goed te zien


de rotskust dichterbij gezien

Door al deze geologische, fysische en chemische activiteiten zijn er in dit gebied, op een vrij korte afstand van elkaar, 4 verschijnselen ontstaan die elk een bezoek waard zijn.  Ze liggen bij de kust.
Het eerste is een mozaiek van stenen ((Tessallated Pavement)


deze "mozaiektegels" zijn volledig natuurlijk

Tussen 160 en 60 miljoen jaar geleden is het slib onder druk gekomen doordat er gesteente bovenop gekomen is.  Hierdoor is er een soort zandsteen ontstaan maar met heel fijne korrels (slib bestaat uit hele fijne korreltjes).  Door spanningen in de aardkorst is dat gesteente gekraakt, er zijn breuklijnen ontstaan.


Bij hoogtij komt het zoute zeewater op dit gesteente.  Het water trekt nadien weg of verdampt.  In de breuken echter blijft het zoute water achter.  Het water verdampt wel langzaam maar het zout blijft en vormt met verloop van tijd grote kristallen die op hun beurt weer druk uitoefenen en de gleuven dieper maken.


De reacties met het zout verschillen volgens de tijd dat het gesteente bedekt is met zeewater.
Waar het water enkel bij hoog tij het gesteente bedekt, is dit gesteente slechts kort overspoeld met zout water.  Het zoute water droogt uit op het gesteente en vormt op het gesteente grotere kristallen waardoor het gesteente aangetast wordt en beetje bij beetje oplost.  De voegen blijven over, terwijl het gesteente verdwijnt. Er ontstaan pannen.

Waar het zeewater langere tijd het gesteente overspoelt worden de gleuven meer gevuld met zout water en gaan deze sneller oplossen. Er ontstaan tegels.  De stenen komen als het ware los te liggen.

Het tweede verschijnsel is weer een spuitgat (Tasman Blowhole).  Door de inwerking van het zeewater werd er beetje bij beetje een grot gevormd, die alsmaar groter werd en wordt.  Toen het zeepeil nog hoger was werd het bovenste deel van de grot gevormd, toe het zeepeil daalde het onderste deel.  Het dak van de grot is deels ingestort, het gesteente erodeerde en werd met door de zee uitgespoeld.  


de toegang tot de zee is nu een kleine tunnel.  Bij hogere golven wordt het water met meer kracht door de tunnel geperst


het zeewater botst tegen de rots en spuit omhoog.  Nu is de zee vrij kalm, dus de hoogte van het water is beperkt.  Als de zee erg wild is, spuit het water meters hoog

Het derde is een boog (Tasman Arch).  Ook hier was de oorsprong een zeegrot.  Na verloop van tijd is een gedeelte van het dak van de grot ingestort, daar waar er in het gesteente een breuklijn was.  Hierdoor is er een hoge boog over gebleven.


vanaf een uitzichpunt is de brede voet van de rotsen nog goed te zien

en het vierde is de "Keuken van de Duivel" (Devils Kitchen).  Het ontstaan van dit verschijnsel is zoals bij de vorige verlopen.  Maar in dit geval is het ganse dak ingevallen.


Door de inwerking van het zeewater ontstaan er nu al nieuwe grotten


omdat de kloof vrij smal en erg hoog is, is ze van bovenaf minder goed te zien.


Devils Kitchen

Meer zuidelijk heeft de erosie ervoor gezorgd dat een oostelijke kaap in verschillende rotsen opgesplitst is.  


de paar honderd m hoge smalle rots wordt de Kandelaar genoemd.

Isolatie van de schiereilanden hebben ervoor gezorgd dat ook hier een stuk geschiedenis is ontstaan.  


hier is duidelijk de engte te zien, 100m breed, die de beide schiereilanden met elkaar verbindt

De  eerste gevangenen werden in 1804 naar Van Diemenland vervoerd, meestal vanuit Sydney.  Die stad was het beu om Britse gevangenen te moeten opvangen, en stuurde ze van dan af naar Tasmanië.  De gevangenen waren goedkope arbeidskrachten voor de bouw van wegen, huizen en overheidsgebouwen en voor het werk op de landbouwbedrijven (mensen werden voor een klein vergrijp gevangen genomen, en opgestuurd naar Australië omdat er goedkopen arbeidskrachten zouden beschikbaar zijn) De gevangenen echter wisten heel dikwijls te ontsnappen.  
In het begin van de jaren 1820 werd er door de toenmalige overheid besloten de gevangenen te scheiden van de vrije mensen, hen onder te brengen in strafkampen, die goed te controleren waren.  De best bekende van die strafinrichtingen was Port Arthur (paarse cirkel op de kaart).  In 1830 kwamen de eerste gevangenen daar aan.  Zij moesten werken in de houtkap, de molens en de scheepsbouw.  De zwaarste criminelen werden tewerk gesteld in een koolmijn, ook op het Tasman schiereiland.  Zij moesten daar zonder kledij dag en nacht werken, in erg moeilijke omstandigheden met primitief gereedschap. 
Om te beletten dat de gevangenen gingen lopen, moest hier maar de verbinding tussen de beide schiereilanden bewaakt worden.


Ten noorden van deze engte was er het gebouw van de controlepost.


aan de buitenzijde lijkt het gebouw er nog goed uit te zien, binnen ziet men nog de structuur van de kamers, maar daarmee is alles gezegd

Om er zeker van te zijn dat die controle goed gebeurde werd er een "dogline" georganiseerd.  Men gebruikte de lelijkste en de wreedste bastaardhonden, die elk op een platform, met een ketting aan een paal, onder een lamp vast zaten.  Om er zeker van te zijn dat de gevangenen niet via de zee zouden ontsnappen werden er ook platforms in de zee opgericht.  Het aantal honden steeg per ontsnappingspoging.


om dit aanschouwelijk te maken is er, in brons, één hondenplatform opgesteld

In 1877 sloot de gevangenis van Port Arthur en werd het kamp met de honden opgedoekt.

Ten opzichte van de Aboriginals werd er een "black line" georganiseerd in 1830.    4000 militairen, burgers en gevangenen vertrokken in het noorden van het Tasmanië, de eerste gewapend.  Deze mensenlijn ging verder en verder naar het zuiden.  Iedere aboriginal die ze zouden tegen komen moest worden doodgeschoten. 
De "lijn" zou stappen richting engte tussen de beide schiereilanden. Er werd slechts één oude man en een kind van 9 jaar op die manier "gevangen".  De andere aboriginals (volgens goede bronnen zouden dat er nog slechts 60 geweest zijn) hebben kunnen ontsnappen.

Tussen 1787 en 1868 werden zowat 166.000 mannen, vrouwen en kinderen  als gevangenen naar Australië gedeporteerd.  Dit verschijnsel noemde men "convictisme".  Het was toedertijd in verschillende landen een manier van strafuitvoering voor criminelen.
Port Arthur was op een bepaald moment zo een strafkolonie.


ruïne van een van de gebouwen van de strafinrichting in Port Arthur


de site is gerestaureerd en trekt heel veel toeristen.  De toegangsprijs is buiten alle proporties

De isolatie zorgt er ook voor dat er hoop is om de Tasmaanse Duivel te redden.  Wetenschappers bestuderen verschillende opties om hier de dieren te kunnen isoleren.

Een eerste optie zou erin bestaan om het eerste schiereiland van het vaste land te scheiden door een brug waar de Tasmaanse Duivel  niet over kan.  Op die manier zouden de met kanker besmette dieren buiten de schiereilanden gehouden worden.  Bij een tweede optie zou het eerste schiereiland een bufferzone vormen tussen het vaste land van Tasmanië en het ziektevrije Tasman schiereiland.  Bij de derde optie zou men kankerresistente dieren kweken en hun jongen in quarentaine houden.  Men heeft immers een gen gevonden dat de resistentie zou verhogen.

In elk van deze gevallen is het wel belangrijk dat de zieke dieren op het eerste schiereiland worden geëlimineerd.  In 2005 is men met de screening en de verwijdering van zieke dieren gestart.
Daarvoor moeten de Duivels  gevangen worden zonder dat ze gekwetst worden.  Men heeft verschillende vallen uitgeprobeerd.


Bloedtesten zijn op punt gesteld om reeds in een vroeg stadium kanker te kunnen ontdekken.  Hierdoor kan men de zieke dieren afmaken voordat ze andere besmetten.
Het hele project kost handenvol geld, dat moet komen van sponsers en vrijwilligers.  Men is echter op goede weg.

Op de terugweg stoppen we bij een fruitbedrijf dat als eerste het systeem invoerde om "zelf te plukken".  Het bedrijf is eigendom van een landbouwingenieur die hier allerlei wetenschappelijk onderzoek doet, vroeger toen hij nog werkte, en nu ook als gepensioneerde.  Hij moet niet leven van de inkomsten, maar wil de mensen het gevoel geven om zelf hun fruit te plukken.  Natuurlijk moet men betalen voor het fruit.
Dit moment, eind november tot ongeveer 10 december is een moment dat er bijna geen fruit rijp is.  
De man geeft ons uitleg en gaat met ons het bedrijf rond.  Interessant.


kersen zullen over 10 dagen rijp zijn


tayberries, een kruising 


jostaberrrries, ook een kruising, lijken wat op blauwe bessen.  Het onderscheid is echter goed te zien, deze bessen hebben immers een kroontje onderaan


40% van de klanten zijn Chinezen.  de eigenaar geeft ook aan bedrijven in China raad en bijstand (tegen betaling)

Op weg naar het westen

Er zijn 2 wegen die van west naar oost door het binnenland gaan.  We nemen de meest zuidelijke omdat die vanuit Hobart vertrekt.


Het regent pijpestelen, de ganse ochtend.  De weersvoorspellingen zijn al evenmin schitterend.  We zien wel wat we er vandaag van maken, hopend op beter weer.
Iets voor New Norfolk, in Boyer, is er een grote fabriek gevestigt van Norske Skog.  We lezen dat deze papierfabriek kan bezichtigd worden, dus we stoppen er en stappen de receptie binnen.  Dit jaar echter zijn er geen bezoeken, maar de receptioniste belt toch enkele mensen op tot ze iemand vindt die ons te woord wil staan.  In 1914 liet de Tasmaanse overheid onderzoeken of er papier kon gemaakt worden uit eucalyptushout.  In 1927 startte er een pilootproject op in Tasmanië.  In 1938 werd het Australian Newsprint Mills boven de doopvont gehouden.  Het bedrijf kwam later voor korte tijd in handen van Nieuw-Zeeland en werd dan overgenomen door het Noorse Norske Skog.  Men maakt hier krantenpapier en sinds kort ook gecoat papier voor tijdschriften.  Dit laatste bestaat uit drie lagen, de middelste is krantenpapier, de bovenste en onderste is een mengsel met o.a. rubber en zetmeel in verwerkt zodat het papier glanzend is.
Het hout dat nu gebruikt wordt is gekweekt dennenhout.  Men pleegt dus geen roofbouw meer zoals in de begintijd.

het hout van de boom wordt vermalen tot houtspaanders, die hier (op de foto) toekomen.  Deze spaanders gaan naar het bedrijf waar ze via allerlei reacties worden omgezet tot houtpulp

de houtpulp wordt omgezet tot papier van krantenkwaliteit dat op grote rollen opgeslagen wordt.  Deze rollen wegen 45 ton, maar moeten nadien versneden worden tot kortere rollen, op maat van de klant

Een eindje voorbij New Norfolk, aan de Plenty rivier ligt het bedrijf Salmon Pond.  In feite is dit geen bedrijf, de kwekerij van forellen is een afdeling van de Binnenlandse Visserijdienst van de regering vanTasmanië.

Salmon Ponds
Toen de Britten in Tasmanië aankwamen wilden ze, zoals in hun eigen land, op zalm kunnen vissen.  Zalm echter kwam niet voor in Australië, noch in Tasmanië.  Ze lieten dan maar uit Groot Brittannië zalmeieren overbrengen.  Die waren 3 maanden onderweg, per schip.

de eitjes werden ingepakt in houten kisten tussen mos, ijs en houtskool.  Ze bleven 3 maanden in de koelinstallaties van het schip bewaard.

Hier in de Plenty Rivier is er voldoende snelstromend water om de eitjes te laten uitkomen.  Zalmen echter migreren naar de zee of oceaan.  Als ze volwassen zijn keren ze terug naar de plaats waar ze geboren werden om zich voort te planten.  Maar dat deden de zalmen in Tasmanië niet.
Toevallig werden er ook forelleneieren mee gebracht naar de Plenty rivier.  Forellen migreren niet en de start van de kweek van forel was een feit, in 1860.

het bedrijf bestaat enerzijds uit een kwekerij die niet te bezoeken is, en anderzijds uit demonstratievisvijvers met grote vissen

door deze emmers stroomt water uit de rivier.  Hierdoor komen de eitjes uit.  
De eitjes werden verzameld bij wijfjesforellen die in het wild voorkomen.  Hier in Salmon Ponds worden ze uitgebroed en als de jonge forellen een grootte hebben tussen deze van een lucifer en deze van een pink, worden ze in de vele meren die Tasmanië rijk is, uitgezet.

kaart met de grote meren in Tasmanië

Vanaf het begin, in het midden van de 19de eeuw, was het gebied van de zalmkwekerij bedoeld om bezoekers te ontvangen.  Daarom werden de visvijvers in een parklandschap ingeplant.  In het begin was de kwekerij zelf ook open voor het publiek.

er zijn ook visplaatsen voor mensen in een rolstoel

In de Plenty rivier komt ook het Vogelbekdier voor, hét dier dat we graag zouden zien in de vrije natuur.  Soms komen vogelbekdieren ook naar de vijvers.  Vogelbekdieren zijn nachtdieren.  Ze komen pas buiten als het duister wordt en gaan weer naar hun holen als het licht wordt.  Maar dankzij het slechte weer, is er geen zon en is het vrij duister.  We hebben geluk, er is een actief vogelbekdier in de grote visvijver.

afbeelding van het vogelbekdier

Vogelbekdier (Ornithorhunchus anatinus) is, naast de Mierenegel, ook een eierleggend zoogdier.  Het dier leeft voor het grootste deel van de tijd onde water, maar elke minuut moet het even boven komen om lucht in te ademen.  Daarna duikt het weer onder en wroet in de bodem naar voedsel.
Het vogelbekdier zwemt met zijn voorpoten.  De achterpoten dienen om richting te geven en te remmen.  De poten hebben 5 tenen met scherpe klauwen.


De bek van het vogelbekdier is tamelijk zacht en bedekt met poriën die gevoelig zijn voor elektrische signalen en voor aanraking.


hiermee voelt het dier zijn voedsel nl. waterinsecten, larven, garnaaltjes en wormen.
Het vogelbekdier maakt een hol in de oever van de waterloop, waarvan de ingang onder water zit. Het wijfje echter graaft veel verder, tot 30m van de toegang.  Op het einde, en dit is in de grond, niet onder water, maakt ze haar nest.  Ze verzamelt gras en bladeren om haar nest te bedekken.  Om dit materiaal tot in het nest te slepen, klemt ze dat tussen haar staart of houdt ze dat in haar bek.  In het nest legt ze 2 tot 3 eieren met een zachte schaal.  Die eieren worden door het wijfje uitgebroed.


De eieren hebbend de grootte van een klein muntstukje.  Nadat ze gelegd zijn, wikkelt het wijfje zich rond de eieren.  Die periode duurt 10 dagen.  Het moederdier leeft dan van het vet dat in haar staart is opgeslagen.  De jonden, die uit het ei komen, zijn slechts een boontje groot.  Maar door de melk, die uit huidporien van de moeder komt, groeien de jongen zo goed dat ze na 3-4 maanden zo groot zijn dan de moeder.  De melk is zeer rijk aan voedingsstoffen.


Het mannetje heeft nog een kenmerk van de reptielen.  Hij heeft op zijn achterpoten een gifklauw, die gif bevat en kan gebruikt worden om een vijand uit te schakelen.


dit is een opgezet model van een mannetje Vogelbekdier. Links is zijn onder-achterzijde en de gifklauwen zijn duidelijk te zien

We zijn nog steeds op de zalmkwekerij.  Vanaf het midden van de 19de eeuw, toen de kwekerij werd opgericht, was deze bedoeld om bezoekers te ontvangen.  Daarom werden de visvijvers in een parklandschap aangelegd.  In de begintijd was ook de kwekerij open voor het publiek.  Mensen kwamen toen uit de stad naar hier om te picknicken.
Vooral regenboogforel wordt nu nog uitgezet in meren en rivieren.  Zalmforel immers kweekt zelf goed in de waters.


één vijver zit vol albino regenboogforellen


een andere met tijgerforellen

We rijden verder, nog steeds is er landbouw en veeteelt.  We komen langs een dorp waar alleen hop gekweekt wordt.  Voor zover we zien is er ook een bedrijf dat de geplukte hop direct kan verwerken.


hopteelt is arbeidsintensief

Daar waar er landbouw is, is het landschap deels open.  Maar verder westelijk verdwijnt de landbouw en zijn er meer bossen.


open landschap

Nog hoger op zijn er veel stuwmeren, die dienen om waterkrachcentrales te voeden.  


de dikke watertoevoerlijnen zorgen dat het water met een kracht naar beneden valt.  Die kracht wordt omgezet tot een andere energievorm, elektriciteit

We komen in het Cradle-Mountain-Lake St-Clair Nationaal-Park.  Dit park is vrij uitgestrekt en wordt in het noorden en in het zuiden doorsneden door een doorgaande weg.  Tussenin zijn er vrij hoge bergen.  Daardoor is het park enkel toegankelijk in het noorden en in het zuiden.  Voor goede stappers is er een route van noord naar zuid die zowat 7 dagmarsen lang is.
In het zuiden is er Lake Saint-Clair, gevormd door gletsjers tijdens de laatste ijstijd, ongeveer 10.000 jaar geleden.


Lake St Clair is het diepste zoetwatemeer van Australië, nl. 167m.
We maken er enkele korte wandelingen.  Alle andere wandelingen zijn lang en vrij zwaar.  De oost- en westkust van het meer bestaan immers uit steile en hoge wanden.


dit meer was ooit voorzien om water te leveren aan de stuwmeren, indien deze over onvoldoende water zouden beschikken om stroom op te wekken.


Ook hier zien we veel hoge bomen maar met een kleine kruin.  Hierdoor laat het bos veel licht door


gewoon nog maar de groenschakeringen maken de natuur mooi


omgewaaide of omgevallen bomen blijven in een natuurpark steeds liggen.  Soms moet men ze doorzagen om het wandelpad weer vrij te maken.  De meeste bomen zijn hier van hardhout en vergaan zeer , zeer langzaam of zelfs niet


hierdoor lijkt het bos soms op een woestenij


overal zijn er snelstromende beken die de meren permanent bijvullen


soms is er een strandje


Roodstuithoningvogel (Dicaeum hirundinaceum) zit hoog op een dode boomstam


in Tasmanië komen "slechts" 3 soorten gifslangen voor.  Gelukkig vluchten ze weg van de mens


de bergen in dit gedeelte van het park hebben een hoogte van 1300 tot minder dan 1500m.  Ze zijn erg steil


een pademelon, met een jong in de buidel, komt kijken of mensen wat voedsel zouden geven.  Voedsel geven aan wild wordt volledig afgeraden, het dierlijk spijsverteringsstelsel is er niet aan aangepast, en dieren verliezen het vermogen om  zelf in te staan voor hun kost.
Later op de avond, als het al erg donker is, komt ook een possum langs.  Ze kipt een vuilbak om.  De vuilbakken echter hebben een extra sluiting zodat de dieren niet aan voedselresten kunnen geraken.

We rijden verder richting westen en komen eerst in het Franklin-Gordon Wild Rivers N.P. waar enkele mooie en korte wandelingen te maken zijn.  Ze zijn goed aangeduid langs de weg.


de King William mountains, te zien langs de weg die we volgen

Het nationaal park bestaat vooral uit regenwoud van de gematigde streken.


een wandeling langs een stukje van de Franklin River



het water is glashelder


alles wordt bedekt met een dikke laag mos


een van de mossen, van dichterbij bekeken

Een eindje verder is er een wandelingetje langs de Nelson River naar de Nelson waterval.


het water is helder, maar bruin.  Dat is door de oplossing van heel fijne humusdeeltjes die het water echter niet verontreinigen


er is hier minder mos, maar meer boomvarens


de Nelson  waterval is ongeveer 35m hoog

De weg komt bij Queenstown.  In tegenstelling tot wat de naam doet vermoeden, is dit stadje lelijk en het landschap er rond lijkt op een maanlandschap.  Queenstown was en is (beperkt) een mijnstadje.  Hier is heel veel koper opgedolven.  Om het koper uit zijn erts vrij te stellen, zijn er hoge temperaturen nodig.  In de beginjaren hakte men dus al de bomen om zodat de hoogovens voldoende warmte kregen.  Na 20 jaar was er geen enkele boom nog over, waardoor ook de kleine, vruchtbare bodemlaag wegspoelde.


er hangt een dichte mist zodat we het geheel niet kunnen zien


het Empirehotel in Queenstown


alles in Queenstown staat in het teken van de mijnbouw.

Ons einddoel is Strahan, het einde van de weg en het enige stadje aan de westkust van Tasmanië.  Strahan was ooit de uitvoerhaven van het erts, dat per trein van Queenstown naar Strahan vervoerd werd.  Die functie is nu ongeveer voorbij.  

het westen

In Strahan komt de Gordonrivier in de zee uit, via een baai.  De Gordonrivier is beschermd natuurgebied.  Momenteel is de enige mogelijkheid om er te komen via een boottocht vanuit Strahan.  Wij maken zo een 6-uur durende uitstap mee.

Strahan ligt goed beschut in een binnenbaai.  De toegang tot de Oceaan is erg smal, nl. 16m breed.  de diepte is er 20m.  Die toegang noemt men Hells Gates.


links van deze vuurtoren is Hells Gates, rechts is de waterdiepte heel klein

Hier en daar, en zeker bij de monding van de baai, is het water erg ondiep.


op die rotsen zitten vnl. aalscholvers


om het bevaarbare deel van de baai aan te duiden zijn er bakens en is er een vuurtoreneiland. Het andere vuurtoreneiland is bij de toegang tot de oceaan


deze vuurtorens zijn klein, het zijn eigenlijk maar grote boeien


nu zetten we koers naar de oceaan.  Als we hier rechtdoor (evenwijdig aan de keerkring) zouden varen komen we uit in Patagonië, in Argentinië.


op de rotsen zitten kolonies meeuwen.  De rotsen zijn wit van hun uitwerpselen


op de kaap, aan de oceaan, staat de grote vuurtoren.  Die dient om de schepen de weg te wijzen naar de baai

Onze uitstap is met een catamaran van Tasmanian World Heritage Wilderness, een familiebedrijf waar nu de vijfde generatie eigenaar is.


kaart met de boottocht en het grote nationaal park dat het ganse zuidwesten van Tasmanië bevat


men kan ook met een watervliegtuigje de omgeving verkennen


of met een andere maatschappij, met een kleinere catamaran

Het schip waar wij mee varen is modern.  Het is in 2007 gebouwd in Tasmanië.  Tijdens de ganse tocht kan elke passagier in de stuurhut komen en een babbel houden met de kapitein.  Maar meestal is die man bezig met het vertellen van allerlei wetenswaardigheden ivm de tocht.


op het scherm in de kommandokamer kunnen we de tocht volgen


de kapitein, terwijl hij uitleg geeft.  Het roer is nu nog enkel een joystick dat eenvoudig te bedienen is

Het schip kan tot 60km/u varen.

In de haven zien we enkele vaartuigen


dit schip gaat niet op visvangst, maar op abalonevangst.  Abalone is een type oorschelp


(deze fot heb ik niet zelf genomen maar van internet gehaald)
Abalone's worden hier niet gekweekt zoals bvb. in Sydney, maar worden hier in het wild gevangen.  Zij zitten vast op rotsen onder het wateroppervlak, dikwijls vrij diep.  Hun vlees is een delicatesse


rotsen waarop abalone's kunnen vastzitten
Om de schelpen te verzamelen zijn er duikers nodig die met een klein bootje tot bij de rotsen kunnen komen.  Het groter schip is volgestouwd met manden waarin de schelpdiern bewaard worden.  Abalone's zijn duur.

Een ander schip dat we zien aankomen is een bevoorradingsschip voor de visfarms.


schip dat de visfarms bevoorraadt

Er zijn in de baai 3 bedrijven die Atlantische Zalm kweken.  De manier waarop zou veel meer rekening houden met het milieu en het welzijn van de dieren, dat in vergelijking met de zalmkwekerijden die we in Chili hebben gezien.  Het aantal zalmen per net is beperkt waardoor ziekten veel zeldzamer optreden en er geen antibiotica moeten toegediend worden op permanente wijze.  Ook de hoeveelheid afvalstoffen is op die manier beperkter, zodat ze op natuurlijke wijze kunnen afgebroken worden en de baai niet (of minder) vervuild wordt


dit zijn enkele van de netten waarin de zalm gekweekt worden.  Ze zijn 15 tot 25m diep in het water


vergelijk de grootte van het net met de man achteraan in het bootje.  Vanuit het bootje worden voedselpellets samen met water in de netten gesproeid.  Het water is nodig opdat de pellets niet met de wind zouden weggewaaid worden


vanuit een centraal gebouw vertrekken pijpleidingen naar de netten

We stappen een eerste maal uit de catamaran op Sarah Island


Op Sarah Island zijn er nog enkele ruïnes.  Het eiland werd, nog voor Port Arthur, gebruikt als kamp voor zware delinquenten.  Ze werden geselecteerd volgens hun kunnen of beroep.  Enkel diegenen die hier bruikbaar waren "mochten" komen.  Schepen werden hier hersteld en wat later ook gebouwd (vanaf 1824).
Zwaardere criminelen werden stroomopwaarts gezonden om bomen te vellen.
Het regime hier was zeer zwaar en de gevangenen werden zeer slecht behandeld.  Geregeld kwamen er opstanden en af en toe kon iemand vluchten.  De kampcommandanten waren beulen.
In 1928 was de scheepswerf van Sarah Island de beste van alle Australische kolonies.
Het laatste schip dat hier werd gemaakt, de Frederick, werd door 10 gevangenen gestolen.  Ze vluchtten hiermee naar Chili.  4 van hen werden 2 jaar later terug opgepakt en naar Hobart gestuurd.  Wat er met hen verder gebeurd is, weet men niet.


er waren geen bomen op het eiland.  Gebouwen werden opgetrokken (door de gevangenen) uit baksteen.  Over de ganse breedte van het eiland werd een muur gebouwd, soms tot 12m hoog om de gevangenen te scheiden van de bewoners en om de wind tegen te houden.  Daarnaast was er op het eiland een groententuin


een ruïne


de broodoven.  Het hout werd boven op de oven gedroogd


ruïne van een villa die de gevangenen moesten bouwen voor de kampcommandant

Dan varen we de Gordonrivier op voor een wandeling in het regenwoud van de gematigde streken.  


de Gordonrivier is een brede rivier die veel water bevat


en met mooi weer is alles nog mooier

De Gordon rivier is vooral bekend geworden door de Gordon en Franklin controverse.  In 1967 keurde het parlement het plan goed om een dam te bouwen op de Gordonrivier voor waterkracht.  Hierop kwam zeer veel protest omdat het zuidwesten het enige gebied is in Tasmanië waar de natuur nog ongeschonden was.
In 1978 werden nog meer dammen goedgekeurd.  Er ontstond verdeeldheid zowel in de politiek als tussen mensen onderling, groen tegen blauw.  Groen stond en staat voor het absoluut behouden van het regenwoud zonder zelfs toegang voor mensen, blauw voor het volledig uitbaten van het gebied voor geld en werkgelegenheid (alhoewel dat dit laatste geen probleem is).  Bij verkiezingen het jaar daarop won blauw en de uitvoering van de eerste dam begon.  Maar Groen wierp een blokkade op en die haalde wereldnieuws. Blauw deed een toegeving door een aanvraag te doen om het gebied als werelderfgoed te verklaren.  In 1983 werd een Labour parlementslid verkozen.  Hij had beloofd de werken te stoppen, en dat deed hij ook.  Eén dam is er nu (maar) diep landinwaarts op de rivier.  Sindsdien blijft Tasmanië verdeeld tussen beide uitersten, zij die het gebied als natuurgebied willen behouden en zie die willen commercialiseren.  Vele mensen willen een gulden middenweg, zodat de bevolking en toeristen ook van het gebied (op een goedkope manier) kunnen genieten en het leren kennen.

De vaarsnelheid op de Gordon rivier is beduidend kleiner dan in de baai.


de Gordon River


het regenwoud van de gematigde streken


ook hier, hoge bomen met een kleine kruin


heel veel mos en ook hier en daar zwammen


een omgevallen Huon Pine (Lagarostrobos franklinii) met aanduiding van enkele jaarringen.
De Huon Pine komt enkel in het zuidwesten van Tasmanië voor, nergens anders  (op natuurlijke wijze) ter wereld.  Huon Pines werden omgehakt om ze te gebruiken in de scheepsbouw.  Deze houtsoort rot niet.  Gelukkig is men na WO II gestopt met omhakken.  In de jaren 1970 is een totaal verbond gekomen op het omzagen van Huon Pines.  Er zijn in de wereld 3 zagerijen die een vergunning hebben om Huon Pine bomen te mogen zagen, waarvan 2 in Strahan

Als we aanleggen in Strahan, is er nog een bezoek aan de lokale Huon Pine houtzagerij.  Het hout dat hier verzaagd wordt is volledig gecontroleerd.  Het is afkomstig van bomen die al lang geleden zijn omgezaagd, of omgevallen.


ook de takken en takjes Huon Pine worden verwerkt


links wordt er een boomstam in planken gezaagd.  Dat gebeurt volledig automatisch


Het hout is mooi lichtgekleurd.  De jaarringen liggen heel dicht bij elkaar en zijn bijna niet te zien 

van west naar noord

Na de boottocht rijden we terug het binnenland in, nu langs de noordelijke weg.


We komen opnieuw in het Cradle-Mountain-Lake-Saint-Clair Nationaal Park, nu in het noordelijk gedeelte bij Cradle Mountain.  Omdat het zo mistig is, is de berg zelf niet te zien.  Blijkbaar is dat meestal zo, er is hier immers slechts 32 dagen op een jaar geen mist.  We wandelen in de mist, dat betekent dat het permanent licht regent.  

Er zijn verschillende wandelingen te maken.  Maar deze die waar de bergen wordt op gegaan worden afgeraden omwille van de mist.  Niet dat we voor die wandelingen zouden kiezen, de weg is veel te steil.
Een populaire wandeling is deze rond het Dove Lake.  Dat meer, ook van oorsprong door gletsjers gevormd, ligt op 934m hoogte.  Nadien maken we ook nog enkele korte wandelingen.


we kunnen tot op zekere hoogte zien.  Goed om de planten wat beter te bekijken


en te fotograferen (foto genomen op een an


er zijn verschillende uitzichtpunten op het meer


de Zwarte Klauwierkraai (Strepera fuliginosa fuliginosa) hebben we al veel gezien, maar hij is steeds te vlug weg voor een foto


deze plant is bijna overal al uitgebloeid


Richea scoparia, een endemische plant in Tasmanië


Prionotes cerinthoides, ook al endemische in Tasmanië


Telopea truncata, , endemisch in Tasmanië


Richea pandanifolia


een deel van de wandeling gaat over een planken pad.  Zo een pad wordt op veel plaatsen toegepast.  Hierdoor blijven de bezoekers beter op het pad en wordt de bodem veel minder vestoord


enkele takken van een andere endemische plant, de King Billy Pine (Anthotaxis selaginoides)

De wolken dalen nog meer, of wij zijn een stukje geklommen


Buttongrass (Gymnoschoenus sphaerocephalus) groeit dikwijls waar er een hoogveen is.  De onderste bladeren rotten dan door het vele water


Nothofagus cunninghamii is een boom met heel kleine blaadjes.  Tot dezelfde familie hoort een soort die op Vuurland voorkomt, een andere soort waarvan men fossilen gevonden heeft op de Zuidpool.  Deze gebieden hoorden vroeger tot Gondwana, een oercontinent


Pencil Pine (Athrotaxis cupressoides) heeft heel speciale naalden


de Pencil Waterval is ook met de rolwagen te zien

het noorden

Nu is het tijd om nog een stukje van de noordkust van Tasmanië te zien.


Het meest westelijke stadje aan de noordkust is Stanley.  Stanley ligt niet langs de doorgaande weg omdat het op  een schiereiland ligt.  Aan de voet van het stadje ligt een 150m hoge berg, een overblijfsel van het binnenste van een vulkaan.  In de volksmond wordt die berg "the Nut" genoemd


the Nut is een schiereiland aan een schiereiland


aan één zijde is er een kleine haven aan de voet van de berg

Stanley is een stadje met mooie en goed onderhouden houten huizen


Dank zij een beetje tooerisme zijn er winkeltjes en kunnen mensen hun artisale produkten verkopen

Men kan de Nut te voet bestijgen of men kan de stoeltjeslift nemen.


Stanley ziet er van boven mooi geordend en verzorgd uit


met aan beide zijden een verlaten strand


op het plateau van "The Nut" staan er heel wat bloemen met felle kleuren


iets meer in het bos zien we  zeer veel wilde lelies


de pademelon lust de knolletjes van de lelies 


waar geen bomen staan , zien we tussen de graspollen weer nesten van de Pijlstormvogel


in het bos komen enkele pademelons voor, dit wijfje heeft al een grote baby mee


op de meeste plaatsen staat  The Nut direct en kaarsrecht in de oceaan, 147m hoog, zonder strandje beneden


rond het stadje is er landbouw en veeteelt


dicht bij het stadje aan de voet van The Nut, is er een kleine haven


langs de weg naar beneden kruipt  dit reptiel langzaam over de weg

Van Stanley rijden we terug richting oosten, meestal vrij dicht bij de kust.
Port Latta is een plaats op de kaart maar bestaat enkel uit een industrieële installatie.  In 1967 begon hier de activiteit.  Ijzererts, dat een heel einje dieper in het binnenland wordt opgegraven, wordt daar gebroken tot kleinere stukken steen en dat  wordt dan  via een pijplijn naar Port Latta gestuurd.  Van uit Port Latta, een belangrijke haven voor het erts, wordt het ijzererts tot pellets omgezet en worden de pellets verscheept naar vooral Japan (tot 2008).  De pijplijn is 85 km lang.  De stukjes ijzererts worden gemengd met water zodat ze met een grotere snelheid door de pijplijn kunnen gestuurd worden.
In 2008 heeft Grange het geheel, vanaf de mijn tot de verschepingsmogelijkheid, overgenomen en wordt het ijzererts naar China verscheept.


de pijplijn loopt door een bijna ongeschonden natuurgebied.  Volgens het bedrijf zou een pijplijn de minst milieuschadelijke oplossing zijn om het erts te vervoeren


de toegang tot het bedrijf in Port Latta


de gevormde pellets van ijzererts


hier wordt het ijzererts omgezet tot pellets.  Dit vraagt een temperatuur van ongeveer 1000°


de terminal, een heel eind in zee gelegen,  waar het ijzererts in schepen geladen wordt

Verder richting westen is er een afslag naar "Lobster Ponds".  We gaan er een kijkje nemen.
In Tasmanië komen er 3 soorten zoetwaterkreeften voor.  Deze die voorkomen in de noordelijke rivieren zijn de grootste. Het zijn zelfd de grootste zoetwater invertebraten (ongewervelden) ter wereld.  Deze kreeften kunnen tot 1m lang worden en 6,4 kg wegen.  De blanken begonnen de kreeften te vangen en op te eten.  Het vlees zou veel beter zijn dat dat van een zeekreeft.  Het aantal kreeften daalde zienderogen tot er uiteindelijk een halt werd toegeroepen aan de vangst.  Nu is de boete 10.000 dollar als men een dergelijk dier vangt.  Beetje bij beetje, maar erg langzaam stijgt de populatie weer.


in de kleine lettertjes kan de hoogte van de boete gelezen worden

De jongen van de kreeft leven meestal in kleine beken waar veel plantengroei en bladeren voorkomen.  Daar vinden ze bescherming tegen alle dieren die hen wel lusten, zoals de  zoals het Vogelbekdier.  


in zo een waterloop verblijven de jonge diertjes

Die jonge kreeftjes zwemmen en lopen zelf naar die waterloopjes.  

Pas tussen de leeftijd van 5 en 7 jaar zijn de dieren groot en sterk genoeg om in grotere waterlopen te kunnen overleven.  


deze kreeft ,Tasmaanse reuzezoetwaterkreeft (Astacopsis gouldi), zou 6 jaar zijn.  dan weegt ze ongeveer 200g

Wijfjes zijn pas geslachtsrijp op hun 14 jaar, mannetjes op hun 9 jaar.  Slechts om de 2 jaar legt het wijfje zo een 2000 eitjes af.  Daar komt slechts 1% jongen uit voort.
Het is dus uiterst moeilijk, zo niet onmogelijk om de dieren in een kwekerij te kweken.
De kreeften kunnen tot 4 dagen uit water leven.  Ze kunnen dan van de ene waterloop naar de andere kruipen.  En dat ze sterk zijn toont de volgende foto


ze kruipen zelfs over afsluitingen

het landschap in dit noordelijke binnenland.  Men ziet vooral landbouw en veeteelt

In het noordelijk gebied van Tasmanië staan nu heel wat velden met poppies in bloei.  Ze worden gekweekt voor medische doeleinden om er morfine en codeïne van te produceren.

Een andere teelt welke we hier veel zien is deze van Chrysanthemum cinerariifolium.


de stengels zijn veel langer, de bloemen veel groter, maar verder zou men aan een madeliefje kunnen denken
Tasmanië is een belangrijke producent op wereldvlak van het natuurlijk insecticide pyrethrine, dat geëxtraheerd wordt uit deze bloemen.

Ondertussen komen we bij Wynyard.  Het stadje heeft een tafelberg, Cape Table genaamd


deze berg heeft langs de zeekant een rechte rots, langs de andere zijde is ze glooiend en kunnen we er met de auto op.  Ook hier is dit een rest van het binnenste van een vulkaan.

De hoogte is een erg vruchtbaar land- en tuinbouwgebied.  We komen er een bedrijf tegen dat echt wel Hollands lijkt


Van Diemen duidt op de eerste naam voor Tasmanië, maar de tulpen lzijn wel echt als in Nederland


zo een rekje met bloembollen zouden we ook bij onze noordeburen vinden

In oktober is er jaarlijks een tulpenfestival hier boven op de Table Cape


dit is de voorzijde van het stadsplan dat we in de toeristische dienst krijgen, met veel tulpen
Als we in België of in Nederland in het najaar (oktober, begin november) tulpe kopen, dan komen ze bijna zeker van hier.  Het bedrijf voert ze immers uit naar de Lage Landen

Op de Table Cape staat een witte vuurtoren.


op de voorgrond de poppies, op de achtergrond de vuurtoren

Nog wat dichter bij Wynyard is er Fossil Bluff.  Hier zien we rotsen waar in het gesteente fossiele schelpen zitten


in deze rotsen, enkel te bereiken bij laag tij, kunnen we de fossiele schelpen zien


fossiele schelpen zitten in het gesteente, of komen net aan het oppervlak als het gesteente verweert.  Ooit was dit gebied zeebodem.  Door bezinking van zand, slib, zeeschelpen zijn er lagen gevormd.  Later, door vulkanische activiteit , is er basalt op afgezet.    Door daling van de zeespiegel en opstuwing van het gesteente, zijn er bergen gevormd, die dan weer al verweerd zijn.


op de rotsen zitten nog levende organismen, ook meestal schelpdieren

 In het gebied rond Burnie komt de Dwergpinguïn voor, de kleinste pinguïn ter wereld.  De vogels komen pas als het donker is uit de zee op het strand om dan naar hun nest te lopen met een vrij grote snelheid.


om de dieren niet te verstoren mag er geen flash gebruikt worden bij het fotograferen.  Het enige licht komt van de maan, en dat is niet veel.  Ondertussen bewegen de dieren wat, dus onscherp


Dwergpinguïn (Eudyptula minor)


dit is een opgezette Dwergpinguïn, klein en vinnig

De Dwergpinguïn is niet alleen de kleinste pinguïn,  maar hij is een goede duiker.  Dit dier broedt langs de zuidkust van Australië en langs de kusten van Tasmanië. De populatie aan de kusten van het vasteland is slechts 5%, en dat aantal daalt steeds, waarschijnlijk door de invloed van bewoning en mensen.  De meeste dieren zijn te vinden op kleine eilanden buiten de kust. De volwassen dieren wegen ongeveer 1 kg, ze worden tot 40cm groot en gemiddeld 7 jaar oud.
Voor zijn voedsel, dat hij in zee vindt, kan hij snel zweemen door zijn gestroomlijnd lichaam.  Hij duikt onder tot een diepte van 10 tot 30m, uitzonderlijk tot 60m.  Zijn voedsel hangt af van wat hij vindt, maar bestaat meestal uit kleine vissen, die in scholen zwemmen,  kleine inkvissen en krill (zeer kleine garnaaltjes).  Als ze niet broeden blijven ze meestal op zee.
Tijdens het broedseizoen, of soms erbuiten, komen ze ongeveer een uur nadat de duisternis is ingevallen, aan land.  Meestal komen ze in groep terug.  Ze roepen naar elkaar om elkaar te herkennen.  Hun nesten liggen op een afstand van ongeveer 2m van elkaar en ze bevinden zich op het einde van een tunnel van 60 tot 80 cm.
Tussen mei en augustus, in de winter dus, komen de mannetjes aan land om een nieuw nest te maken, of om een oud nest te renoveren.  De koppels bestaan meestal maar voor 1 broedseizoen, het jaar daarna kiezen de vrouwtjes een ander mannetje.  Tussen mei en laat oktober legt het vrouwtje in het nest 2 eieren. Uitzonderlijk worden er 2 nesten gelegd in 1 seizoen..  De beide ouders broeden, elk 1 tot 2 dagen, en dan wisselen ze.  De broedtijd is 33 tot 37 dagen en ongeveer 60% van de eieren wordt succesvol uitgebroed.
Hoe meer noordelijk, dus hoe dichter bij de evenaar, hoe eerder het nestseizoen start.
Door een verbod op honden op het strand, probeert men het verstoren van de nesten tegen te gaan.  Maar ook mensen, katten, roofvogels kunnen de nesten of de pinguïn jongen doden.

Burnie wordt ook wel de "city of the Makers" genoemd;  er zijn veel kunstenaars, men maakt er papier, Caterpillar heeft er een bedrijf waar ondergrondse machines gemaakt worden, uitgevonden door een inwoner van Burnie.


niet mooi, wel functioneel, de "Makers Workshp"


dit is de eerste Elphinstone R1500 LHD, genoemd naar de ontwerper (met een team van 10 mensen).
 Het toestel mocht , voor het gebruik in de mijn, niet breder en niet hoger zijn dan 2,2m en moest 15 ton kunnen opscheppen.  Dit toestel kan 10 totn opscheppen.  Maar al de andere ontwerpers hadden een toestel getekend met een lagere opschepcapacitiet.  Op 3 maanden tijd was het toestel ontworpen en uitverkozen..  Op 4 maanden tijd was het toestel gefabriceerd door veel mensen die sioms  tot 100u per week werkten.  Het heeft 4 jaar gewerkt in de mijn (tot de mijn sloot), en dat voor ongeveer 25.000u.  HDe machine heeft dan nog dienst gedaan in West-Australië, nadien is het opgelapt door het ontwerpteam en aan de Maker's Workshop als geschenk gegeven.  Het toestel heeft uiteindelijk 800.000 dollar gekost, 560.000€.

In de Maker's Workshop zijn een aantal werken in papier maché tentoon gesteld.


Er wordt ook wat uitleg gegeven over  de papiermakerij.  Om papier te maken heeft men vezels nodig.  Die kunnen afkomsig zijn van hout, maar ook van tekstiel, of van oud papier.  Vezels van eucalyptus zijn korter, maar zitten veel dichter bij elkaar en leveren papier van beter kwaliteit.  Vezels van pijnbomen zijn veel langer, maar minder dicht en leveren papier van minder kwaliteit, krantenpapier (zoals we gehoord hebben in de papierfabriek).

Van die vezels moet er een pulp gemaakt worden


hier wordt de pulp gemaakt op een ouderwetse en artisanale manier

Er werden enkele  kwaliteitsvolle violen gebouwd, door mensen uit Burnie, uitgaande van lokale  houtsoorten.


Burnie is een belangrijke haven, vroeger voor erts, nu vooral voor voedsel en hout


Het vervoer gebeurt vooral per container


een container met melkerijprodukten

terug naar de haven

We zijn de cirkel bijna rond.  Nog enkele kleine bezoeken ten zuiden van Devonport, de haven waar we de ferry nemen naar Melbourne.

Sheffield is de toegangspoort langs oostelijke zijde tot Cradle Mountain.  Het stadje is bekend voor zijn muurschilderingen.


de eerste muurschildering is hier geplaatst in 1986.  
De kunstenaar schilderde hier de Waldheim-hut die in Cradle-Mountain staat.  De eigenaar, een Oostenrijker, stelde zijn deuren open voor dieren en mensen.  Hij was een dierenvriend.  Maar aan zijn gasten serveerde hij gestoofde wombat.
Een andere Oostenrijker, hier geschilderd, heeft er sterk voor gelobbied dat het gebied van Cradle Mountain nationaal park zou worden.


andere kunstenaars zijn gevolgd en nu gaat Sheffield er prat op dat ze een openlucht museum is


de oudste werken stellen een stukje geschiedenis voor


of de voorstelling van dieren, hier de uitgestorven Tasmaanse wolf


Abel Tasman ontdekt Tasmanië

Ons laatste bezoek brengt ons (figuurlijk) weer in België.  We stoppen bij "Anvers", het bedrijf van de Belgische chocolatier Igor Van Gerwen.  Nu, voor kerstmis, maar misschien wel het ganse jaar door, staat de parking vol met auto's en bussen.  Een verplichte stop voor mensen uit Tasmanië, maar vooral voor Australiërs die terugkeren naar het vasteland.


Op zaterdag is er niet veel activiteit in de fabriek, maar proeven kunnen we wel in de winkel


de gebouwen stonden hier al in 1989, toen de Belg aankwam.
De chocolade smaakt Belgisch, niet zoals de Tasmaanse (die goed is, maar niet even lekker)
We zien dat Filip en Mathilde hier waren in 2003 en een maaltijd kregen met al het lekkerste van Tasmanië.


de verpakte chocolade heeft een prijskaartje vanaf 70€ het kg.  De pralines worden per stuk verkocht voor 0,9 €, niet zoals bij ons in dozen

Tijd om terug te keren naar Australië.  In Melbourne giet het pijpestelen.  Daarom besluiten we voor de laatste nacht in de stad te blijven en niet meer de natuur in te trekken..


bye, bye en tot de volgende reis, of voordien ?!



 

Print Friendly and PDF

 

 

 

 

Plaats een Reactie

Isabelle Bedankt voor weer zoveel lees- en kijkplezier! We wensen jullie fijne eindejaarsfeesten (de pralines hoef je hier gelukkig niet per stuk te kopen) en een gelukkig nieuwjaar. Bye bye en tot de volgende reis! Veel groetjes Robrecht en Isabelle Geplaatst op 11 December 2014
Cecile Jullie zitten nu allicht thuis in de zetel zoals ik,basile slaapt boven,dolf is nr de voetbal Tasmanië is heel anders dan de rest van Australië,denk ik Toch weeral mooie bloemen,speciale pijnbomen mooie tafelrotsen! Ik heb de hele reis meegenoten,zelfs opgezocht,bijgeleerd... Dank voor de verstrooiing die jullie me bezorgden ,dank voor de warme steun Gr Cecile Geplaatst op 07 December 2014
katrien dag Lou en Stephan wellicht ondertussen geland? veilig en wel liever tot binnenkort eens en dankjewel voor het laatste deel van jullie reisverhaal! Geplaatst op 07 December 2014
LucfanGaby Andermaal een dikke proficiat voor een prachtige en genietelijke reisreportage. Btw: welk beestje is dat rechts van die opgezette dwergpinguïn? !;) Vg., en tot binnenkort, LB Geplaatst op 07 December 2014

 

      
This site is only viewable in landscape mode !
Session Tracking