Reisverhaal «9. langs de Andes naar het noorden»

Argentinië en Chile | Argentinië | 1 Reacties 13 April 2012 - Laatste Aanpassing 05 Juni 2012

Ruta 40 Norte of langs de Andeszijde naar het noorden of van de late herfst naar het begin van de herfst.
Eens over de grens , na het verlaten van het park Torres del Paine, komen we terecht in de sneeuw.  Nee, niet de diepe sneeuw, maar overal ligt er zo een centimetertje sneeuw.  Daarboven een blauwe lucht met hier en daar een wolkje en zon.  We stoppen om een foto te nemen en om de hoogte te meten: 403m.  De 0-metergrens ligt al vrij laag.                         

We rijden nu op de legendarisch Ruta 40 richting noorden.  Deze weg start in Rio Gallegos, gaat dan richting Andes, en volgt deze tot de grens bij Bolivië.  Ruta 40 is in feite niet één weg, maar een samenstelling van allemaal stukken weg, om aan Argentinië de status te geveen van de langste weg ter wereld. De totale lengte is bijna 5500 km, de afstand van Brussel tot Afghanistan! We zullen waarschijnlijk nog regelmatig op deze weg rijden.  

Na een 40-tal km verlaat Ruta 40 het asfalt en begint er voor 65 km een vreselijke ripio.  Nee, gelukkig geen putten, maar stenen en stenen en stenen.  We komen hier geen tegenliggers tegen en er steekt ons evenmin een ander voertuig voorbij.  Op het einde, net voordat er opnieuw asfalt ligt, komen we een Engelstalige motorijder tegen die de ripio in omgekeerde richting start en er zeker van wil zijn dat hij op Ruta 40 is.  Hij is erg gelukkig met de bevestiging.  

Het legendarische van deze weg werkt aantrekkelijk op vele mensen.  Een 2-tal weken geleden, toen we net in Argentinië waren, kwamen we op dezelfde Ruta 40 2 Argentijnse mannen tegen.  Ze deden de Ruta 40 in een 3-pk’tje.  Dat is een verbeterde versie van de 2-pk’tjes die wij kennen uit Europa.  Nog explicieter dan een blog, zij hadden op hun auto een GPS systeem zodat al hun vrienden hen elke minuut kunnen volgen.  Ik kreeg ook hun kaart met de website om hen te volgen.  Sympatieke mensen.  Zij deden zelfs in hun 3-pk’tje enkel jaren geleden  de rit Dakar.  In Chili en Argentinië bestaat er een jaarlijkse variant van Parijs-Dakar,  een route waarbij moeilijke wegen en weggedeelten uitgekozen worden.  Het kost blijkbaar zeer veel geld om daaraan mee te doen.  Hun vakantie bestaat er in moeilijke routes te rijden. 

We rijden verder en gaan richting El Calafate, een nog meer toeristische plaats in Argentinië dan Ushuaia. 

Volgens de reisgidsen en kaarten zou er een camping zijn in het park, dus we slaan voedsel in en rijden richting park. Blijkt dat die camping niet meer bestaat.  Daarom kamperen we op de gemeentelijke camping.  Misschien best, het weer in de stad is beter dan dat bij de gletsjers.  De volgende dag rijden  we naar het Nationaal Park Los Glaciares (de gletsjers).   

In dit park komt een aantal gletsjers voor op Argentijnse bodem, die behoren tot het enorme ijsveld Campo de Hielo Sur.  De gemakkelijkst bereikbare gletsjer is de Perito Moreno.  Hij mondt uit in het grootste meer van Argentinië, Lago Argentino .  Dit meer heeft een groot aantal zij-armen en in bijna elke zij-arm mondt er een gletsjer uit.    

Aan de overzijde van de gletsjertong van de Perito Moreno, op slechts 300 meter afstand ervan, heeft men een wandelweg gemaakt met verschillende uitzichtpunten.  De totale wandelweg is ongeveer 4 km.  Men ziet op sommige punten de gletsjer van boven af, op andere punten staat men er voor.  Het is de meest imposante gletsjer die we ooit gezien hebben.  Hij is ongeveer 30 km lang (maar dat zie je niet omdat hij voor een groot deel vrij vlak is, er zijn ook wolken.  Bij de gletsjertong is hij 5 km breed en hij is 60 m hoog.  Het onderste deel, dat je vanaf het wandelpad het best ziet, zit boordevol enorme ijskloven en heeft een blauwe kleur.  Gemiddeld om de 5 minuten hoor je gedonder en geraas en valt er een stuk naar beneden.  Toen we begin maart in Buenos Aires waren, zagen we daar bij toeval op TV dat er een enorme grote ijsberg vrijgekomen was van de gletsjer en was ingestort. 

Dat kraken geeft een heel speciaal gevoel bij het zicht van die enorme gletsjer.  

Het is een van de weinige gletsjers in Zuid-Amerika die nog aangroeien. In Chili is er de Pius XI gletsjer, hij is ook een aftakking van het grote ijsveld, en deze gletsjer groeit ook nog aan.  Al de andere gletsjers in het gebied verkleinen, zodat uiteindelijk de Campo de Hielo Sur elk jaar ijs verliest.   De Perito Moreno groeit in de winter per dag 7 cm. 

Soms gebeurt het dat de afstand tussen het vasteland en de gletsjertong tot 0 herleid wordt, waardoor sommige zijarmen van het grote Lago Argentino afgesloten worden.  Dit gebeurt niet op regelmatige tijdstippen, soms is er maar 2 jaar tussen afsluitingen, soms tot 16 jaar.  Door de druk van het water dat tot 32m hoger staat in het afgesloten deel van het meer, breekt deze ijsmassa door.  Het moet een enorm lawaai zijn en er moeten dan meters hoge golven te zien zijn (als we horen welk lawaai een relatief kleine afscheuring geeft …).  Bij die verschillende afbrokkelingen zijn er in totaal al 32 mensen om het leven gekomen.  Zij stonden blijkbaar te dicht.                                                                                                             

Terwijl we wandelen gaat de neerslag vaan druppelsregen naar zware regen en dan naar sneeuw.                                                                                                                                                                          De wandelweg is gemaakt om zeer veel toeristen op een veilige manier met de gletsjer in contact te brengen. Zelfs  met Pasen, is er nog heel wat bedrijvigheid.  Maar door de hevige sneeuw geraken de cafetaria’s vol en zie je nog weinig mensen op de wandelpaden.  Natuurlijk hoopt iedereen dat er een grote ijsblok zal neerstorten op het moment dat hij/zij kijkt.  Maar ook de kleine vallende ijsblokken zijn al de moeite waard.   

Men kan ook met een bootje naast de gletsjer varen maar om veiligheidsredenen moeten die vele honderden meter verwijderd blijven.  Dus weinig meerwaarde.  We denken er ook over om een grotere boottocht met catamaran te maken om de grootste gletsjer, de Upsala , en de hoogste gletsjer die meer dan 120 m hoog is, te gaan bekijken.  De catamarans moeten echter op een afstand van 5 km van de Upsala gletsjer blijven, omdat er zeer grote ijsblokken (ijsbergen) afvallen en deze tot bijna 5 km afstand van de gletsjer voorkomen. Maar de weersvoorspellingen voor de volgende dagen zijn ontradend, sneeuw en mist. De tocht is vrij duur en als het zicht dan zeer beperkt is, dan is de keuze snel gemaakt.   

De Campo de Hielo Sur is een zeer groot zoetwaterreservoir.  Het enige probleem is echter dat er met dit water (bij het afsmelten) niets gebeurt.  Het komt deels terecht in het Lago Viedma, dat via een grote rivier zijn water afgeeft aan het Lago Argentino.  Deels komt dit water ook terecht rechtstreeks in het Lago Argentino zelf.  Van hieruit vertrek de Rio Santa Cruz en dit water stroomt door zuidelijk Patagonië naar Comandante  Luiz Piedra Buena  en verder naar de zee.  Nergens wordt het gebruikt, niet voor drinkwater (er wonen ook bijna geen mensen in de buurt) en niet voor de landbouw.  De nood aan drinkwater voor een zeer groot aantal mensen ter wereld, en de beschikbaarheid van zuiver water, liggen oceanen van elkaar verwijderd!                                                                                                                                  
De volgende ochtend is het dan toch nog vrij goed weer.  Wij, echter, vertrekken richting noorden langs de Ruta 40.  De eerste 80 km rijden we evenwijdig met het nationaal Park, op een afstand van ongeveer 100 km.  De wolken trekken nog hoger op en vanaf verschillende uitzichtpunten zien we de bergen van het Nationaal Park.  Een bekende berg is hier de Fitzroy, goed te herkennen.  Een rondwandeling rond de berg kan op 3 dagen.  De beklimming ervan is voor klimmers.   

In de buurt van de Fitzroy is er een berg Cerro Torre, die eruit ziet als een toren en een goede 3100m hoog is, 300 m lager dan de Fitzroy.  Blijkbaar is de Cerro Torre een van de moeilijkst beklimbare bergen ter wereld.  Hij zou nog maar door 1 (één) klimmer beklommen zijn.  2 anderen zouden eerder er geweest zijn, maar de ene is naar beneden gestort en de andere heeft geen enkel foto als bewijs. Die ene klimmer zou met een drilboor naar boven getrokken zijn om zijn klimmateriaal te verankeren.  Het is immers zo dat die berg blijkbaar permanent een laag van 20 cm glad ijs rond zich heeft, waardoor hij letterlijk spiegelglad is. 

We rijden de Ruta 40 verder tot Tres Lagos. Hier begint de ripio.  De Ruta 40 is onvermijdelijk, dus als je, zoals wij kiest om de ganse rit met de auto te doen, dan is deze weg een verplicht nummer.  Ongelukkig voor de fanaten, maar gelukkig voor de anderen, is men een belangrijk deel van de weg aan het asfalteren. Dit betekent dat de oorspronkelijke ripio niet meer kan gebruikt worden omdat men daar de nieuwe weg maakt, en dat alle verkeer via een hulpweg moet.  Deze is uiteraard in een veel slechtere staat dan de oorspronkelijke weg.  De machines die voor deze wegenwerken gebruikt worden, kunnen elke kleine jongen doen dromen.  Velen ervan zie je in Europa niet omdat de omstandigheden daar gunstiger tot veel gunstiger zijn. Het slechtste deel  van deze hulpweg is met enorm scherpe bochten, smal en met een laag zand op de rots met stenen.  
Een 150 km verder is er een stuk asfalt dat al kan gebruikt worden en het allerlaatste deeltje bij Gobernador Gregores is ook bedekt met asfalt.  En zelfs op paaszaterdag 18u ’s avonds wordt er nog aan de baan gewerkt, niet op één plaats, maar bij alle werven. 
Vermits men op de afstand van ruwweg 100 km van de toppen van de Andes blijft, is dit gebied nog bergachtig.  De asfaltbaan lijkt een strook zwart te zijn die gewoon op het landschap neergelegd is .  

De oneindigheid kan men in dit gebied aanvoelen.  

Er is enkel het bergachtig gebied en de ripioweg, meer dan 180 km  lang of ver, voor er het eerste stadje (4000 inwoners) bereikt wordt.  Onderweg komt men af en toe een andere auto tegen en iedereen is hier solidair.  Men wuift en men blijft op een veilige afstand om geen steentjes in de voorruit van de andere auto te katapulteren. Ook het politievoertuig dat ons voorbij steek met een lading gevonden en opgeraapte boomstronken en takken, toetert vrolijk en alle agenten wuiven.  
Sinds ons  vertrek in El Calafate, 340 km geleden, is er pas voor de eerste maal in Gobernador Gregores een benzinestation en winkels. Een camping is hier niet, het is immers helemaal niet toeristisch.  Maar er worden wel cabañas verhuurd en die zijn hier heel netjes.  We huren er eentje en zetten onze tent op het graspleintje op, niet om in te slapen, maar om te drogen van het kletsnatte weer in El Calafate.  Immers als de tent nat wordt ingepakt, wordt ook het deel dat nog droog was van de binnentent, nat.  
We zijn de eerste dag verder geraakt op de Ruta 40 dan we gedacht hadden.  Ook ripio rijden wordt men gewoon .  Het vraagt een continue aandacht maar met 2 chauffeurs kan er eens gewisseld worden en gaat het sneller.  
Bij de start van de tweede dag Ruta 40 moeten we iets meer dan 60 km terug keren om dan weer op het vervolg van de weg uit te komen.  Hier ligt nog de originele, zeer slechte ripio zodat 40 km per uur al zeer snel is.  Verder op de dag is er afwisselend geasfalteerde weg en ripio.  Daar waar de eerste dag het landschap vooral een bruine kleur had, gaande van zandkleur tot donkerder bruin, gaat en de vegetatie eerder spaarzaam is, is er de tweede dag meer groen te bekennen, en vooral  dan het “verfborstelgras”. Bij het einde van de tweede dag is het landschap nog meer rotsachtig en ook kleurrijker.  
Tijdens de tweede dag, paaszondag, wordt er minder gewerkt aan de banen, maar toch werken nog enkele machines dichtbij Gobernador Gregores.   
De enkele dieren die te zien zijn  zijn nandu’s en guanaco’s.  Verder af en toe een tegenligger, maar het geheel is vrij eenzaam (alhoewel dit niet als eenzaamheid door ons aangevoeld wordt) en (bijna)oneindig.  Wiskundig gezien is er natuurlijk een einde aan, maar de weidsheid en de  uitgestrektheid en het langzaam, maar weinig variërende landschap geeft wel het gevoel van oneindigheid.  
Op de achtergrond, richting westen, duikt af en toe een stuk Andes op met bergen, sneeuw en ijs. De natuur is echter wel mooi, het geheel  is absoluut niet saai.  
We hebben beslist om niet door te steken naar Chili, naar de Carretera Austral (de beroemde of beruchte weg daar).  De problemen zijn blijkbaar verminderd,  maar we willen enerzijds nog een stukje van de hoge Andes, meer noordelijk, zien en anderzijds nog andere landschappen, vegetatie en fauna.  Hiervoor moeten we naar het minder koude noorden trekken.  
Op het einde van de tweede dag overnachten we op een camping in het stadje Perito Moreno.  Hier wonen iets meer dan 4000 mensen en het is ook een plaats om weer benzine te tanken en wat basisvoedsel in te slaan. Ook op deze camping is er weer een verwarmd lokaal waar we ons potje kunnen koken en nadien nog wat kunnen lezen. Wat betreft verwarming (in Argentinië), alles lijkt er op dat de energiecrisis nog niet tot hier geraakt is.  Er worden kachels, vuren, kookvuren, .. gestookt en ondertussen staan ramen en deuren open, of hebben die zo danig grote kieren, dat die warmte gewoon buiten loopt.  En dus stookt men nog wat meer en nog wat harder.  En de temperaturen die in die  lokalen heersen zijn werkelijk heel warm.  Een gewoonte in beide landen is blijkbaar om alle vuren bij het gasfornuis aan te steken en dat te laten branden, ook al staat er geen pot of pan op.   
Tijdens de loop van de tweede dag vullen we de benzinetank bij met onze reserve uit het kleine tankje.  We wisten immers dat er tijdens die rit meer dan 400 km zou moeten gereden worden zonder benzinestation.  Op die 430 km komen we ook maar één kleine nederzetting tegen.   Met de 344 km van de eerste dag, brengt dit ons al op 774 km.  Niet oneindig, maar toch … .  
De derde dag wordt daar nog 580 km aan toegevoegd.  Doordat er slechts 42 km ripio is,kunnen we sneller doorrijden.  Gobernador Gregores, waar we de eerste nacht sliepen, en Perito Moreno (tweede nacht) zijn 2 grote dorpen die beiden in een vallei, bijna canyon , liggen.  Er moet immers water aanwezig zijn opdat een gemeenschap leefbaar zou zijn.  In tegenstelling tot de Atlantische zijde en centraal Patagonië, waar het water slechts aangevoerd wordt door grote rivieren, of waar een estancia (boerderij) water uit de grond moet oppompen, zijn er aan de Andeszijde ook kleinere rivieren en zelfs grote beken die water aanvoeren.  Is het toeval of niet, de derde dag zijn we noordelijker dan de grote Patagonische ijsvelden en zien we meer van die riviertjes en beken.  En dus zijn er ook meer nederzettingen, boerderijen en dorpjes. 
Van ver zien we al de populieren met hun goudgele herfstbladeren en een boom  met nog groene bladeren.  En als we dan dichterbij komen zijn dit kleine nederzettingen of boerderijen.  Soms zien we ook bomenrijen, en dan volgen die de loop van een beek.  
Op een bepaald moment komt de Ruta 40 samen met de baan van (of naar) Comodoro Rivadavia, de grote zuidelijke haven- en petroleumstad Vanaf dan is het veel drukker op de Ruta 40 richting noorden, niet alleen veel  meer auto’s, maar ook veel meer vrachtwagens.  Ruta 40 komt ook meer dichtbij de Andes, dus de weg wordt omringd door meer bergen (of beter gezegd, de weg is aangelegd in de bergen).  Het landschap verandert naar meer groen.  In de late namiddag komen we op het punt waar we een tijd geleden Patagonië zijn gestart met de oversteek van Patagonië.  De cirkel door Argentijns Patagonië duurde 23,5 dagen en 6758 km.  We kamperen terug in Trevelin, de eerste camping die we in Argentinië aandeden.  Op die tijd hebben er 5 andere (groepjes) mensen gekampeerd. 

In Trevelin vriest het zo erg ’s nachts dat er ’s morgens aan het wasgoed  ijspegels hangen.  Trevelin ligt midden in de Andes en er hangt een dik pak wolken.  Maar eens we de vallei terug uit zijn komt de zon de zon en blijft ze gedurende de ganse vierde dag schijnen.  Het wordt zelfs zo warm dat we terug in zomerkledij kunnen buiten komen.  
Gedurende de vierde dag rijden we op de bergwegen in de Andes.  We komen ook terug in het vulkanen gebied.  Er is zeer veel water en bijgevolg ook zeer veel bomen tot zelfs bossen.  Opvallend in dit groen is de gouden kleur van de bladeren van de kaarspopulier .  
Ruta 40 gaat door het nationaal park Nahuel – Huapi.  Het zuidelijk deel is zeer groen met bossen   en meren.  Het gebied rond San Carlos de Bariloche is absoluut niet wat wij van een stad in een natuurpark zouden verwachten.  Er is een reuzen vuilnisbelt (waarop mensen wonen), vele sloppenwijken, sterke vervuiling. Dr Francisco  (perito) Moreno heeft dit park als eerste nationaal park gesticht en aan de staat overgelaten in 1903 met als voorwaarde dat dit gebied als natuurpark zou behouden blijven voor de mensheid.  Gelukkig ziet hij niet meer wat men er op sommige plaatsen van gemaakt heeft!  
Verder noordelijk is het landschap weer de Patagonische steppe tussen rotsen met zeer bizarre rotsformaties.  Heel mooi om te zien. 
We eindigen de vierde dag niet op een camping, maar bij het benzinestation bij de noorduitgang van het park in Confluencia.   De mensen zijn hier zeer vriendelijk, ik hou er een babbeltje mee.  De Malvinas (Falklands) worden weer ter sprake gebracht. De nacht is veel minder koud dan de vorige nachten.                                                                               
Op dag vijf zijn de grillige rotsformaties helemaal weg, het park eindigt als die rotsen eindigen.  
We rijden langs stuwmeren die enerzijds gebruikt worden om een endemische zalmforelsoort te kweken, en anderzijds dienen om stroom te produceren.  
Het landschap is terug de originele Patagonische steppe.  Er verschijnen hier en daar wel velden of bosjes pampasgras.  Het overgrote deel van de dag echter rijden we door heel droog gebied.  Het verfborstelgras komt nog steeds voor, maar is hier hoger uitgeschoten en lijkt nu op een hoofd vol punkharen.  Dus de naam “verfborstelgras” is niet zo goed gekozen.  We komen 2 stadjes tegen.  Ze liggen te midden van de woestijn, geen leven voordien, geen leven nadien.  Op meer dan 50 km afstand van een dichtstbijzijnde dorp is er plotseling een grote school die er nog vrij nieuw uitziet.  We zien er echter geen kinderen.  Misschien is dit voor de kinderen van de gaucho’s die hier en daar in dit gebied wonen.  Ook in het niets staan er plots 2 gaucho’s met elkaar te praten.  Er is dus wel leven, maar het is ver van de bewoonde wereld.  Wij zouden dit leven niet aankunnen, helemaal alleen.   Tegen het einde van de dag wordt het landschap meer bergachtig.  We stoppen in Chos Malal, een echt gaucho-stadje.  Ons lijkt het een far west-dorp te zijn.  Hier is weer alles om verder te kunnen, een camping, een benzinestation (waar we ons tankje weer extra bijvullen) en winkels. 
Chos Malal en ook het volgende dorp zijn bekend niet voor de schapenteelt, wel voor de teelt van geiten.  De grote kudde uit het dorp wordt door 2 gaucho’s te paard gehoed. Ik vraag of ik een foto van hen mag nemen, het zijn immers nogal terug getrokken mensen.  En dat is OK.  
In feite bestaan er 2 soorten gaucho’s.  Enerzijds de mensen die per paard (of ook wel per fiets, sommigen per 4x4) hun kuddes hoeden.  Anderzijds is “gaucho” ook een levensstijl die helemaal indruist tegen deze van de stadsmensen (waar ze op neerkijken).  Deze gaucho’s, die hun levensstijl ook tot uitdrukking willen brengen, dragen een hoofddeksel, soort baret of baskenhoofddeksel.  Alleen is dat van de gaucho’s een heel pak groter.  Verder verplaatsen zij zich nooit met een moderne of hedendaagse auto.  Dus je ziet hier heel veel oldtimers rijden, sommigen versleten, maar anderen mooi onderhouden.  
Bij het begin van de zesde dag maken we hier nog een Argentijnse leefgewoonte mee.  We gaan naar het benzinestation .  Daar staat een tankwagen te leveren en dan moeten alle auto’s verplicht op een zekere afstand blijven.  Meestal is het zo dat een benzinestation voor sommige brandstofsoorten al uitverkocht is voor de leveringsdatum.  En dan heb je het verschijnsel van rijen vol auto’s die, beginnend vanaf de oprit van het benzinestation te wachten staan, mooi in de rij.  Die rij gaat verder om de hoek en om de volgende hoek en weer verder.  Ik dacht onwillekeurig aan de ouders die in België voor de school moeten kamperen om hun kind ingeschreven te krijgen.  Veel mensen hebben daarnaast ook nog een grote plastic benzinetank mee.  Niet iedereen woont immers zo dicht bij het stadje, en dan is er toch nog voorraad voor ’t geval het benzinestation weer droog staat.  
We beseften pas dat al die mensen in de rij stonden, toen wij al ergens tussen geschoven waren.  Uiteindelijk is het een uurtje wachten tot we verder kunnen. 
Een groot deel van dag 6 zou slechte ripio zijn, zo werd ons verteld bij de toeristische dienst.  Maar gelukkig was dat maar het geval voor 50 km, dat toch meer dan 1u rijden is. 
Het landschap is tijdens de zesde dag soms canyonachtig, soms bergachtig, soms een vallei.  Deze dag  is in feite een speciale dag, we steken immers de Rio Colorado over (die ligt hier meer noordelijk dan bij de monding in de Atlantische Oceaan). 
De Rio Colorado wordt beschouwd als de noordelijke grens van Patagonië.  Dus tijdens dag 6 verlaten we Patagonië en komen we in de Cuyo terecht.  We komen ook de provincie Mendoza binnen, het (maar niet uitsluitend enige) gebied van de Argentijnse wijn.  Gedurende deze zes dagen hebben we heel weinig wild gezien.  Het is zelfs zo, als er een (dood)gereden dier naast of op de weg ligt of in het veld,  er hier zelfs geen roofvogels zijn om het kadaver op te ruimen.  En door de droogte rot dat niet, maar verdroogt het.  
We kamperen de zesde avond in Malarguë.  Het ligt op meer dan 1400m hoogte, maar toch is het daar ’s avonds vrij warm waardoor we om 21u nog in korte mouwen buiten zitten.  En dan te bedenken dat we 6 dagen geleden, bij ons vertrek in El Calafate, alle winterkledij, die we mee hebben, moesten aantrekken.  
Op de camping zien we in Malarguë voor het eerst weer andere tentkampeerders. 
Dag zeven, de laatste dag van onze trek naar het noorden brengt ons in een veel meer bevolkt gebied van het land.  De eerste 60 km van Ruta 40 gaat deels door een zeer groen gebied, men heeft er bewust een groot aantal platanen aangeplant (op dit moment meer dan 4 miljoen).  Daarna is het landschap droog.  
Na deze 60 km slaat Ruta 40 af voor 176 km slechte ripio.  Vermits wij geen Ruta 40-fanatiekelingen zijn, gaan we niet de ripio weg op, maar maken we een omweg, nu er eindelijk een korte omweg mogelijk is, via San Rafaël.  
Deze omweg is 250 km, maar gaat veel sneller.  San Rafaël is een zeer groene, blijkbaar welstellende, stad.  Een 30 km voor de stad is er plots een rotsachtig gebied, mooi om door te rijden.  
Op een 60-tal km voor Mendoza begint het gebied van de fruitteelt en de druiventeelt.  Het is nu het moment dat er geoogst wordt en er fruit moet vervoerd worden.  De vrachtwagentjes die daarvoor gebruikt worden zijn van het type dat wij als klein kind nog gezien hebben.  Dus weinig kracht, veel vuil uitstotend en vrij klein.  Het is natuurlijk voor de mensen hier zinloos om een dure investering te doen voor een nieuw voertuig.  De tijd dat die vrachtwagentjes gebruikt worden per jaar is immers erg beperkt.  
Verder wonen er in dit gebied vrij veel mensen, dus op de baan is er druk verkeer.  Lang geleden dat we dit nog meemaakten!  
En zeven dagen geleden zijn we vertrokken met sneeuw en regen, tussenin hebben we veel zon gehad, maar nu bij Mendoza is de hevige regen er opnieuw.  Dit is hier blijkbaar het standaardklimaat.  Het betekent echter ook dat de hoge Andes, die hier vrij dicht bij ligt, niet te zien is. 
 Toen we zeven dagen geleden vertrokken in El Calafate, wisten we nog niet goed of we Zuid-Chili zouden bezoeken, of noordelijker zouden trekken.  Nu zeven dagen later starten we een tweede rondrit, in het noorden van beide landen – het noorden betekent enerzijds noordelijk ten opzichte van Patagonië, anderzijds noordelijk ten opzichte van de as Buenos-Aires – Santiago de Chile.  
Enkele cijfers: ons standplaats op de camping in El Calafate ligt op 50°20’24” zuiderbreedte en 72°16’13 westerlengte , de cabaña in Mendoza op 32°51’26” zuiderbreedte en 68°54’5” westerlengte.  En we hebben over deze trek naar het noorden 3063 km gedaan.

 

 

Print Friendly and PDF

 

 

 

 

Plaats een Reactie

Wivine Op deze grijze zondagmorgen in Oudenaarde waande ik mij enige tijd in een avontuurlijk, mooi en bijzonder land! De beschrijvingen zijn formidabel, de foto's bijzonder. Morgen starten we op school voor het laatste stukje schooljaar (voor mij echt wel het laatste!). groetjes, wivine en Denis Geplaatst op 15 April 2012

 

      
This site is only viewable in landscape mode !
Session Tracking