Reisverhaal «België, wandeling 23, Huise»

en nu eens dichtbij: Vlaanderen wandelland | België | 3 Reacties 03 Februari 2021 - Laatste Aanpassing 01 December 2020

Wandeling 23, Huise

Huise, een gemeente is Oost-Vlaanderen werd door de eerste fusie van 1977 in 2 gedeeld. Het gehucht Lozer ging naar Kruishoutem, het centrum naar Zingem. Met de fusie van 2020 kwam Zingem bij Kruishoutem en werd de naam Kruisem boven de doopvont gehouden.

op de kaart van Oost-Vlaanderen in Huise rood ingekleurd

Landbouw- en woongemeente op de grens van Zandig- en Zandlemig Vlaanderen, in het interfluvium van Leie en Schelde. Zacht glooiend landschap met zuidwesten-noordoosten gerichte heuvelkam waarop de dorpskern ingeplant is tussen twee beekvalleien. Nog grotendeels open kouterlandschap met vruchtbare, voornamelijk zandleemgronden en nattere beekdepressies met weilanden.

Belangrijke laat-paleolithische, neolitische en Gallo-Romeinse vondsten. Keltische occupatie met La Tènenederzetting te Lozer (zie Kruishoutem) en sporen van een versterking van de Atrebaten die de strategische streek tussen Leie en Schelde domineerden. Romeinse occupatie van de streek blijkt uit vroegere vondsten van munten van keizer Vespasianus, Trajanus en Commodus op de Ast in 1798, de ontdekking van verschillende brandrestengraven en nederzettingssporen uit de vroeg-Romeinse periode onder meer bij de Plankbeek en bij verbredingswerken aan de Gentsesteenweg ter hoogte van het kruispunt 't Peerdeken in 1968. In de jaren 1990 bij noodopgravingen naar aanleiding van de aanleg van een distrigas-pijpleiding ten zuiden van de Bekestraat werden ijzerslakken, sinters, fragmenten van potovens en scherven aangetroffen wijzend op een artisanale zone bij een Romeinse nederzetting.

Oudste vermelding als villa uscias in een charter van 877, een falsum uit de 11de eeuw. Vermoedelijk is de naam een verkeerdelijke latiniserende omspelling van usa-ja, een Indo-Europees hydroniem. Volgens dit charter geeft de bisschop van Doornik aan Hodo, abt van Corbie (Noord-Frankrijk) en graaf Ghuonradus toelating om een kerk te bouwen in Huise dat voorheen reeds door de graaf aan de abdij geschonken was. Voordien maakte Huise deel uit van de parochie Mullem. Volgens de overlevering zou de Heilige Adalhardus, kleinzoon van Karel Martel en 9de abt van Corbie, in Huise geboren zijn (circa 750) en zijn bezittingen geschonken hebben aan de abdij. Zeker is dat de abdij van Corbie belangrijke bezittingen had in Huise onder meer een priorij en meier evenals het patronaatsrecht over de Sint-Pieterskerk.

Verschillende oude pachthoven zoals het Goed t' Uplozere, het Goed ter Wede of het Goed ter Biest gaan zeker terug tot de Frankische periode en zijn reeds uitgebaat in de 9de eeuw. Hun kenmerkende structuur met omwald opperhof en neerhof, gebouwd op de hoek van een driehoekige dries, is nog duidelijk te zien op 17de- en 18de-eeuws kaartmateriaal.

Eerstgekende heer van Huise was Eustachius van Vijve, in 1080 vermeld als Eustachius van Usa; in de 13de eeuw in bezit van de familie Van Steeland, later van de aanzienlijke families als de Béthune, Vilain XIIII (kasteel in Bazel), de Montmorency. In 1654 aangekocht door J.-B. della Faille en in 1736 tot baronie verheven.

Ingewikkelde heerlijke structuur met verschillende andere heerlijke lenen en goederen in Huise gehouden van de Gentse Sint-Pietersabdij en van de Prince de Ligne.

Van in de middeleeuwen naast belangrijk landbouwdorp met verschillende grote met naam gekende hoeven, belangrijke lijnwaadnijverheid met sinds de 14de eeuw al verbouwen van vlas (zie nog een vlasroterij in 1930). Midden 15de eeuw dichtst bevolkte dorp van de kasselrij Oudenaarde. In de 16de eeuw grote aanhang van de Hervorming met nadien belangrijke uitwijking naar de noordelijke Nederlanden. Belangrijke bloei in de 18de eeuw tot midden 19de eeuw, gevolgd door een crisis met nadien sterk teruglopende bevolking en weinig industriële vervangende werkgelegenheid.

Heden nog zeer landelijk, schilderachtig dorp met behouden organisch gegroeide dorpskern met grotendeels goed behouden kleinschalige bebouwing en kleinmazig stratenpatroon temidden van een open kouterlandschap en weinig verkavelingen. (https://inventaris.onroerenderfgoed.be/themas/14365)

Onze wandeling start in Huise is 10 km lang, meestal is de bedekking verhard, deels asfalt, deels kasseien

het grootste gedeelte van de wandeling

met startpunt aan de kerk van Huise

het is vandaag koud en killig, de mist laat fijne druppels na

Georiënteerde dorpskerk met omringend ovaal kerkhof heden afgesloten door een laag bakstenen muurtje of haag en rij acasiaboompjes in plaats van vroegere fraaie ijzeren hekken. Beeld van Heilige Adalardus op zuil van circa 1900 in noordwestelijke hoek.

Eerste toestemming om een kerk op te richten gegeven door bisschop van Doornik in 877 (zie falsum gemaakt in de abdij van Corbie in de 11de eeuw ?) aan graaf Koenraad en de abt van Corbie. Volgens de legende, teruggaand op de "Vita Sancti Adalardi" schonk de Heilige Adalardus, 9de abt van Corbie, zijn bezittingen in Huise aan de abdij. 16de-eeuwse schrijvers laten Adalardus zelf in Huise geboren worden doch tot op heden zijn geen afdoende bewijzen hiervoor voorhanden. Van een eerste, mogelijk houten kerkgebouw is niets teruggevonden. Vermoedelijk in de loop van de 13de eeuw, bouw van een laatromaans (éénbeukig?) kruiskerkje in Doornikse kalksteen waarvan zeker de vierkante kruisingstoren en mogelijk delen van het transept en koor heden nog bewaard zijn. Aanpassingen in de 18de en de 19de eeuw. Volgens archiefdocumenten vanaf midden 19de eeuw, herhaaldelijk herstellingswerken en bouw van een nieuwe sacristie in 1865. Restauratieprojecten vanaf 1885. In 1889 opmaak van plannen voor grondige restauratie- en vergrotingswerken door architect Auguste Van Assche. Op dat ogenblik vertoonde het kerkje volgende plattegrond en opstand: een driebeukig schip van drie traveeën, transept van één travee met rechte sluiting, vierkante kruising met zware pijlers, koor van twee traveeën met zijkoren van één travee en rechte sluitingen, aanleunende sacristie met vijfzijdige sluiting achter hoofdkoor en tweede sacristie in zuidoostelijke hoek. Exterieur volledig opgetrokken uit Doornikse steen. Brede westelijke puntgevel met 18de-eeuws portaal en bekronend steekboogvenster met roedeverdeling; brede midden- en smalle zijbeuken onder één afdekkend zadeldak. Noord- en zuidgevel met vier steekboogvormige venstertjes. Transeptgevels met aflijnende lisenen, 18de-eeuws steekboogvenster met roedeverdeling en rechte kroonlijst onder lessenaarsdak. Vierkante toren, boven de klokkenkamer overgaand in achthoek via halfpiramidale dakjes; klokkenkamer met twee rondboogvormige galmgaten, enkel aan oostzijde met aanzet van deelzuiltje. Zijkoren van één travee met steekboogvenster en hoogkoor van twee traveeën met spitsboogvenster. Huidige kerk in een historiserende pseudo-romaanse stijl eigen aan architect Auguste Van Assche met onder andere het volledig slopen van schip en groter heropbouwen. Tezelfdertijd vernieuwen van het meubilair, onder meer de altaren naar ontwerp van Auguste Van Assche, glasramen door G. Ladon en volledige interieurschildering volgens bewaarde plannen van Fr. Coppejans van 1901. Herstellingswerken aan toren, daken, goten en sacristie in 1955 onder leiding van architect A.R. Janssens. Herschilderen van het interieur waarbij een groot deel van de neogotische muurschilderingen overschilderd werden in 1980. Nieuwe onderhouds- en restauratiewerken onder leiding van architect D. Martens aan de gang. (https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/74486)

vooraanzicht van de kerk van Huise

Na een korte tijd stappen komen we op de kouter, wat hoger gelegen en bitter koud

de molen draagt een toepasselijke naam: Huisekoutermolen

In 1971 bracht molinoloog Paul Bauters (1935 – 2012) deze staakmolen over van Waregem naar Huise. Met de restauratie ervan begon de herwaardering van het Vlaamse molenerfgoed. Overal in Vlaanderen werden water- en windmolens weer maalvaardig gemaakt. Het was daarom ook nodig molenaarscursussen voor vrijwillige molenaars te organiseren.
In 2007 moesten de houten wieken van deze molen worden vervangen. De vzw Oostvlaamse Molens nam de molen in erfpacht en plaatste met financiële steun van de bevoegde overheden onder meer een nieuwe gevlucht ( wiekenkruis van een windmolen) ). De provincie Oost-Vlaanderen deed een extra duit in de zak.
De Huisekoutermolen draait en maalt nu weer regelmatig. Als er een molenaar in de beurt is, bent U van harte welkom. (tekst te lezen op een bord bij de molen)

De Huisekoutermolen is een houten staakmolen die in het eeuwenoude molenlandschap op de heuvelkam tussen Leie en Schelde staat. Oorspronkelijk stond deze molen op de hoek van de Hoogmolenstraat en de Vlasbloemstraat in Waregem. Die houten molen stond bekend als de Hoogmolen en werd reeds vermeld in 1512. De molen werd met regelmaat vernieuwd, onder meer na ernstige schade door oorlogsgeweld tijdens de eerste wereldoorlog, tot hij in 1948 buiten gebruik werd gesteld. Na jarenlang verval kochten achtereenvolgend de stad Waregem (1968) en tenslotte molenliefhebber Paul Bauters (1971) de molen. In 1972-1975 richt deze laatste de molen terug op in Kruisem, deelgemeente Huise, op de plaats waar voorheen de stenen windmolen met de naam "snuifmolen", ook gekend als "Cnuddes molen" stond. Die molen ging in vlammen op in 1850.

De ontmanteling, overbrenging en restauratie gebeurde door Walter Mariman die de molen opnieuw maalvaardig stelde in 1975. De molen werd in erfpacht genomen door de vzw Oost-Vlaamse Molens en is nog steeds maalvaardig.

De molen zonder molendam staat op gewitte gemetste teerlingen met de hoogteteerlingen in de noord-zuid-as. De oorspronkelijke kapellenkap is vervangen door een mansardekap met eikenhouten schaliën en wordt bekroond met een windwijzer in de vorm van een paard met ruiter. Het vrij smalle molenkot is bezet met natuurleien aan de windweeg en met grenenhouten schuddeberd aan andere zijden. Aan de voorzijde leidt een brede trap van 30 treden met klein balkon naar de toegangsdeur. Het luikapje bevindt zich linksboven. Aan de zijde van de windweeg is er het kruiwerk met houten kruihaspel en het gevlucht met nieuwe eikenhouten pestelroeden (2011). De eikenhouten, oude as en de gietijzeren askop zijn vermoedelijk van West-Vlaams fabricaat. De twee maalgangen, een voor- en achtermolen beschikken over twee steenkoppels in natuursteen afkomstig van Dupéty (La-Ferté-sous-Jouarre) en vernieuwde steenkisten. Het klauwijzer van de voormolen draagt het jaartal 1758, dat van de achtermolen draagt tweemaal het jaartal 1633 en de smidsinitialen SP. Deze zijn ook teruggevonden op andere molens onder meer in Mere, Ramskapelle en Tielt.(https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/74522)

het landschap rondom de molen

we wandelen verder. Regelmatig zien we alleenstaande ruime woningen

Van op deze hoogte zouden we een uitzicht moeten hebben tot Oudenaarde, maar mist en wolken vormen een wit-grijze muur. Ook de lens van het fototoestel wordt met fijne waterdruppels bedekt

langs de wegkant tussen Huise en Wannegem, is er de Officierskapel

Volgens de overlevering is ze opgemetst na de Slag van Oudenaarde (11 juli 1708), waarin Franse legereenheden het opnamen tegen Engelse, Spaanse, Habsburgse en Nederlandse troepen. Tussen de 5000 en 7000 mannen zouden die dag op de velden tussen Huise, Wannegem-Lede en Oudenaarde het leven hebben gelaten. De kapel markeert het noordwestelijke punt van het strijdtoneel van toen. L’été meurtrier, een stille getuige van een moordende zomerdag … (https://www.hultheim.be/index.php/kruishoutem/kruishoutemse-curiosa/33-de-officierskapel-huisepontweg-lede)

Tweehonderd jaar vooraleer de akkers van de Westhoek bezaaid werden met lijken, waren deze kouters het toneel van de 'Slag bij Oudenaarde', een tragische afwikkeling van een troonopvolgingskwestie. Acht jaar nadat de Spaanse koning zonder opvolger gestorven was, dreigde zijn rijk in handen te komen van de kleinzoon van de Franse koning Lodewijk XIV. 80.000 geallieerde soldaten verzamelden hier om 95.000 Fransen op andere gedachten te brengen. In de veldslag vielen 6.000 doden en 7.000 gewonden. Om hen te gedenken werd deze eenzame officierskapel, aan de uiterste noordzijde van het slagveld, gebouwd. (https://www.routeyou.com/nl-be/location/view/47989191/officierskapel)

mist heeft altijd iets mysterieus …

Verscholen achter hagen bevindt zich iets verder het kasteel van Wannegem. Aan de straatzijde is alles gesloten, het domein staat al meer dan 10 jaar te koop (in 2007 voor 12 miljoen euro)

(foto https://www.dochy.be/nl/aanbod/te-koop/wannegem-lede/30850-volledig-gerestaureerd-kasteel-landhuis/)

Het domein is gelegen in de oude heerlijkheid Ten Heuverhuus waarvan de oudste gegevens teruggaan tot de 13de eeuw. De heerlijkheid werd in 1765 aangekocht door baron François Baut de Rasmon, gefortuneerd zakenman uit Gent, sinds 1758 door keizerin Maria-Theresia in de adelstand verheven. Zijn grootvader was één van de medestichters van de "Keizerlijke en Koninklijke Indische Compagnie" of Oostendse Compagnie in 1722 met monopolie voor de handel op Afrika en Azië. Zijn zoon Alphonse betrok een klein kasteeltje te Wannegem op het ogenblik dat zijn vader stierf. Hij besliste in 1783 een nieuw kasteeldomein aan te leggen, hun aanzien en fortuin waardig. Daarvoor koos hij een heuvelrug net buiten Wannegem.

De gerenommeerde Franse architect Gillis-Barnabé Guimard, ontwerper van het Paleis der Natie en huizen aan het Koningsplein en van het Park van Brussel werd belast met het ontwerp. De parkaanleg en aanplanting gebeurden vermoedelijk grotendeels door de bouwheer zelf. Hij was een eminent botanist en plantenkweker, aanhanger van de nieuwe natuurfilosofie van J.J. Rousseau, had een unieke vakbibliotheek, lag aan de basis van de Botanische tuin en de horticultuur in Gent en was stichtend lid van de Koninklijke Maatschappij voor Landbouw en Plantkunde.

Na de dood van Adelaïde Vanden Hecke-Baut in 1859 ging het domein door loting over naar de familie De Ghellinck d'Elseghem. Deze behielden het kasteel tot de verkoop in 1996.

De familie de Ghellinck was verantwoordelijk voor belangrijke wijzigingen in het kasteel, onder meer het verplaatsen van de kapel van de kelderverdieping naar het gelijkvloers in 1862, en het verplaatsen van de staatsietrap met één travee vanaf de noordoostelijke hoek in 1913. Hierdoor kreeg de bovenverdieping een gewijzigde indeling aan de oostzijde en werd de centrale zaal aangepast.

Circa 1900 hadden nog verbouwingen plaats aan de aanhorigheden, onder meer aan de oranjerie, serre en hovenierswoning. De voormalige logeerkamer kreeg in 1920 een empire aankleding afkomstig van een gesloopt hotel De Ghellinck in de Nederkouter te Gent.

Opmetingen en restauratiewerken hadden plaats onder leiding van architect Francis Bonaert in 1974.

Doorslaggevend voor het kasteel van Wannegem is de inplanting op de heuvelrug met een streng symmetrische opstelling van de gebouwen in het noordelijk kasteeldomein volgens een noordoost-zuidwest as met buiten de as geplaatste toegang aan de Huisepontweg. De dienstgebouwen, de hovenierswoning in het oosten en het koetshuis in het westen werden haaks op het kasteel ingeplant. Respectievelijk sluiten de ommuurde zones met moestuin en oranjerie en boomgaard en volière hierbij aan.

Het kasteeldomein is toegankelijk via een groot segmentboogvormig toegangshek met ijzeren en houten hekken tussen vier zware gepleisterde pijlers geflankeerd door arduinen schamppalen.

Links erachter bevindt zich een jachtwachtershuisje, gebouwd in het midden van de 19de eeuw. Het telt drie traveeën en één bouwlaag met plat dak in plaats van het oorspronkelijke tentdak. De gepleisterde gevels zijn afgelijnd door geblokte hoekpilasters en hebben rechthoekige spaarvelden, omlijste deur en vensters met sluitsteen en persiennes.

Opvallend hier is de grote band tussen kasteel en tuin. Beide werden door Alphonse Baut de Rasmon als een eenheid geconcipieerd. De bouw van het kasteel besteedde hij uit maar het landschapspark ontwierp hij vermoedelijk zelf. Een duidelijk bewijs vormt de ervaring van het park vanuit het kasteel. Vanuit elke ruimte heeft men steeds andere zichtpunten: vergezichten, fabriekjes, boommassieven, solitaire bomen, … De natuur vormt als het ware een theaterdecor bij het interieur. Omgekeerd gaat de stelling ook op. Het park biedt van op verschillende plaatsen steeds andere zichten op het kasteel. Het één kan niet zonder het andere.

De landschapstuin ontstond in Engeland in de 18de eeuw. De stijl maakte dankbaar gebruik van het bestaande landschap en vooral van de natuurlijke glooiingen en rivieren. Vanaf het einde van de 18de eeuw en vooral in de 19de eeuw maakte deze tuinstijl grote furore op het vasteland. Het was vooral dankzij Jean Jacques Rousseau dat de landschapstuin ingang vond. Hij bereidde de weg door te stellen dat de mens terug moest keren naar zijn natuurlijke staat. In het ideale geval betekende dat het verwerpen van de cultuur. In de tuinarchitectuur werden deze stellingen vertaald als het verwerpen van de formele Franse tuin en het aanleggen van een natuurlijk aanvoelende tuin.

Een grote aanhanger van deze theorie was de Duitse tuinarchitect Hirschfeld. Hij was meteen ook de geestelijke mentor van Alphonse Baut de Rasmon. Hirschfeld was van groot belang voor de tuinarchitectuur, aangezien hij de Engelse theorie van de landschapstuin onderzocht en in een vijfdelig werk (Duits/Frans) uitgaf. Meteen was de stap over het kanaal gezet. De taak van de tuinkunst was volgens hem de natuur te imiteren. Het einddoel was het opwekken van emoties bij de wandelaar: verwondering, melancholie, opgewektheid,…. Het is duidelijk dat Alphonse Baut de Rasmon zich zeer sterk liet leiden door de theorie van Hirschfeld. Bepaalde onderdelen van de tuin lijken bijna letterlijk uit diens geschriften te komen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat hij in de tuin een cenotaaf oprichtte ter ere van Hirschfeld, kwestie van te mijmeren bij diens overlijden en verloren grootsheid.

Het park moest niet enkel de grootsheid van Moeder Natuur tonen maar ook deze van de eigenaar. De bestaande natuur moest verbeterd worden zodat een aan de status van de eigenaar waardig ‘natuurlijk’ park ontstaat. Daarom dat het park van Wannegem-Lede soms omschreven wordt als ‘nobele eenvoud’. Het landschap werd perfect ontworpen, een samenspel tussen natuur en rede.

Zeer belangrijk te Wannegem, maar ook eigen aan de landschapstuin, is het idee van grenzeloosheid. Het omgevende landschap moest ofwel aan het oog onttrokken worden door boompartijen om lelijke zichten te verbergen ofwel moesten ze dusdanig aangeplant worden dar het omgevende landschap (weiden, landerijen, pittoresk dorpje,…) het verlengde wordt van de parkaanleg. Om in het park het gevoel van grenzeloosheid te krijgen werden zichtbare afsluitingen geweerd en gebruikte Alphonse Baut de Rasmon bakstenen keermuren (haha’s) waardoor de blik niet verstoord werd. Ook de straat tussen het park en de grote vijver was geen begrenzing maar een element in het park waartoe de vijver met eilandje en tholos behoorde.

De grote rijkdom van het park was en is nog steeds het enorme aantal van uitzonderlijke bomen. Alfonse Baut de Rasmon was dan ook een plantenverzamelaar in hart en nieren. Bij zijn overlijden werd de waarde van zijn planten hoger ingeschat dan het kasteel. De lijsten van bomen en serreplanten uit 1833 en 1840 zijn indrukwekkend. Het kan niet anders dan dat Alphonse dankzij zijn connecties binnen de Oostendse Compagnie vele planten van over de hele wereld kon verzamelen. De planten van het park kunnen in drie groepen worden opgesplitst: inlandse soorten om het skelet van de tuin te vormen, waardevolle en exotische soorten als blikvangers en onderdeel van de botanische collectie en naaldhoutsoorten om het naaldbos te vormen.
(dit en nog veel meer: https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/43828)

Wat verder  verrijst er weer een molen

de Schietsjampettermolen

Deze staakmolen kende een bewogen geschiedenis. Al in de 16de eeuw stond op deze plaats in Wannegem-Lede een windmolen. Deze molen, in de volksmond 'Grote Molen' of 'Steyaertsmolen' genoemd, waaide op 27 oktober 1959 om.
De huidige molen werd in 1981 overgebracht vanuit het West-Vlaamse Houtave (Zuienkerke). Dat verliep niet zonder problemen. Tijdens de ontmanteling wilde de plaatselijke veldwachter met een vuurwapen verhinderen dat de molen werd opgeladen. De molen kreeg op die manier zijn naam.

De molen is eigendom van Etienne Van Hoe

De molen werd helemaal gerestaureerd en kan worden bezocht.
Aan de voet van de molen werd een oriëntatietafel geplaatst.

De molenaar zal de molen zeer regelmatig laten draaien en de molen zal zelfs geregeld malen. Daartoe is de molenaar op zoek naar mensen die graan kunnen leveren. Het graan wordt gemalen of geplet voor veevoeder.

De molen kan in het weekend op aanvraag geopend worden en aan het draaien gebracht voor mensen die op verblijf zijn in Kruishoutem of omgeving, ook voor groepen. (https://www.kruisem.be/schietsjampettermolen)

We komen in het centrum van Wannegem

bij de kerktoren staat er een grote en hoge kraan. We zien niet wat er gebeurt

Omdat de steunpoten van de kraan de ganse weg versperren, moeten we even de adem inhouden om er omheen te kunnen

mannen werken boven aan de toren

info over de kerk van Wannegem: https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/43856

Volgens literatuur als parochie reeds gekend voor 1200. Van de oude kerk, gesloopt in 1783, is behalve de vermelding van kerkrekeningen teruggaand tot 1560, weinig gekend.

Huidige kerk nieuw gebouwd tussen 1784 en 1789 (zie jaartallen in sacristiedeur en in het pseudo-fronton aan de westgevel) met financiële steun van baron Baut de Rasmon, gelijktijdig met het Kasteel van Wannegem. Kerkrekeningen van 1783 vermelden J. de Waele als sloper van de oude kerk en metser van de nieuwe funderingen, S. vande Weghe als steenhouwer, J. Robrecht als blaffoneur en de gebroeders Ch. en A. Moretti als marbreerder van de altaren en werken aan de preekstoel in 1784-85. L.B. van Peteghem, orgelmaker wordt betaald voor het maken van een nieuw orgel in 1787.

Herstelling van de toren in 1879 die tot dan gewit was. Herstelling na oorlogsschade van de Eerste Wereldoorlog, onder meer nieuwe glasramen in koor van 1921-22 geschonken door ridder de Ghellinck en de parochianen, en van de Tweede Wereldoorlog I onder meer aan dak. Nieuwe herstellingen aan dak in 1951 door architect A. De Schrijver en restauratie van alle glasramen beëindigd in 1965.

Vierkante oosttoren met vier geledingen begrensd door verankerde pilasters en aan drie zijden doorbroken door rechthoekige omlijste vensters; gekoppelde rondboogvormige galmgaten in de klokkenkamer. Sierlijk achthoekig klokdak met bekronend kruis en windhaan. Zuidelijke muur met getoogde sacristiedeur in zandstenen omlijsting met jaartal 1785 in ijzeren smeedwerk van bovenlicht; voorafgaande arduinen trap van vier treden en ijzeren leuningen.

in het centrum bevinden zich gebouwen met enkel een gelijkvloerse verdieping

tussen de oudere huizen past natuurlijk een dito auto

achter de kerk, maar niet de pastorie

op weg naar het tweede deel van het duo Wannegem-Lede, een fusie van 1810!

een lange smalle straat, aan beide zijden omgeven door bomen

we komen aan in Lede, ook weer een beschermd dorpsgezicht met lage woonhuizen

kerk Sint-Denijs van(Wannegem-) Lede

Het patronaat behoorde volgens Sanderus toe aan de Sint-Niklaasabdij bij Doornik doch van de oprichting en de vroegere kerk is door het ontbreken van bouwhistorische gegevens weinig gekend. Het gebruik of hergebruik van Doornikse steen in de basis van de huidige westtoren laat een zeer oude constructie vermoeden evenals de hoekblokken tot de tweede geleding van de toren en aan de hoeken van de zijbeuken. Ook het Sint-Dionysius- of Sint-Denijspatrocinium, voornamelijk verspreid in de Karolingische periode wijst op een vroegmiddeleeuwse stichting. Verschillende soorten baksteen wijzen op herhaaldelijke verbouwingen of aanpassingen. Volgens literatuur kerk vernieuwd in 1750, volgens huidige bouwstijl (onder meer rondboogvensters) vermoedelijk aangepast in het tweede kwart van de 19de eeuw. Een archiefdocument van 1846 vermeldt de bouw van een berging ten noorden van koor identiek aan de zuidelijke sacristie. Herstel van oorlogsschade in 1952 door architect A. De Schrijver.(https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/43832)


dichtbij de kerk, het dorpscafé om na de mis te blijven plakken

een mooi gerestaureerde voormalige hoeve in de Rooigemstraat te Huise

de poort staat open, we wandelen even op de binnenkoer

mariabeelden horen er steeds bij

en nu op weg naar het kleine dorpje Mullem

overal zijn er weilanden en soms akkers, een landbouwgebied

de gele bloemen van Wit Mosterd vrolijken de grijze lucht wat op ….

glasramen in de deur

het dorpsschooltje van Mullem, nog steeds in gebruik

Mullem komt in zicht

het dorpje Mullem is een deelgemeente van Oudenaarde. De toeristische dienst van Oudenaarde somt de troeven op (https://www.oudenaarde.be/nl/toerisme/ontdekken/pittoreske-dorpen/mullem)

Te midden van de Oudenaardse kouters, ligt het ongerepte kasteeldorp Mullem te schitteren in de gele glans van de authentieke huisjes. De vroegmiddeleeuwse dorpskern is beschermd erfgoed. Een stil pleintje met een 12de-eeuwse kerk, een pastorij en landelijke huisjes in Mullems geel. Verscholen tussen bomen ligt de feodale omwalde motte luisterend naar de naam het “Klein Kasteeltje”. Iets verder gelegen ligt het nu nog bewoonde kasteel, in handen van de familie De Gerlache. De familie is gekend door de voormalige zuidpoolexpedities.

En verder … eeuwenoude lindebomen, kabbelende beekjes, … Een paradijs om te wandelen of te fietsen. Om de dorst te lessen kan je terecht in het authentieke etablissement “In de Kroon”. Een topadresje!

Je kan je nauwelijks voorstellen dat deze omgeving ook woelige en bloedige tijden kende. In de omringende kouters werd hier in 1708 met de Slag bij Oudenaarde geschiedenis geschreven. Dit was één van de vier belangrijke veldslagen tijdens de Spaanse Successieoorlog. Europese mogendheden stonden oog in oog met de troepen van het koninkrijk Frankrijk en het Spaanse Rijk. Dankzij de overwinning van de geallieerden ontsnapten de toenmalige Spaanse Nederlanden aan het bewind van Lodewijk XIV van Frankrijk

(https://inventaris.onroerenderfgoed.be/themas/14115)Klein schilderachtig landbouw- en woondorp met een oppervlakte van 315 hectare en met 560 inwoners (1.1.1996) is gelegen in zandlemig-Vlaanderen, aan de expresweg Gent-Oudenaarde. Ten noorden grenzend aan Huise (Zingem), ten oosten aan Heurne, ten zuidwesten aan Eine en ten noordwesten aan Wannegem-Lede (Kruishoutem). Sedert 1977 bij Oudenaarde gevoegd.

Mullem is een valleidorp met de vroeg-middeleeuwse bewoningssite, overeenstemmend met de huidige dorpskern, aan de Molenbeek. Daarbij sluiten koutergronden aan, de zogenaamde Drieputkouter en de zogenaamde Vijverkouter, die overvloeien in het Heurnese koutercomplex. Ten zuiden van het dorp liggen iets meer drassige gronden.

De naam Mullem gaat terug op het Germaanse "muldo" en "haima" (mulle aarde, woning), wat hetzij "woning in de weke gronden", hetzij "gehucht met de molen" zou betekenen en misschien verwijst naar de voormalige feodale omwalde motte net buiten het oudere dorp, de zogenaamde "daer tstenen huys op staet"; het "kasteeltje" of naar de vroegere watermolen. De parochie te Mullem zou in de Karolingische periode kunnen ontstaan zijn. De situatie van het dorp, oude wegen en enkele archeologische vondsten die teruggaan tot de midden-steentijd laten evenwel een veel oudere bewoning veronderstellen. Het oorspronkelijke dorp bevond zich op de zuidwestelijke helling van de vallei, tegen de kam van de Ast aan. Plaatsgebrek kan verklaren waarom de Sint-Hilariuskerk van Mullem zich in een vallei bevindt. Nog in de 19de eeuw stonden er ten noorden en ten oosten van het kasteel meer huizen dan in het dorp zelf. Van wat op een gravure van de dorpskom van Mullem, van A. Sanderus van 1644 in "Flandria Illustrata" te zien is zijn nu nog steeds verschillende sporen aanwezig.

Mullem, één der 33 dorpen van de kasselrij Oudenaarde, was geen leengoed maar een allodium, een vrij eigengoed. Dat betekent dat de heren hun goed van niemand in leen gekregen hadden, maar er steeds volledig bezitter van waren en er alle vormen van justitie en bestuur konden uitoefenen, een vrij zeldzaam kenmerk. Het naburige Huise was voor 877 afhankelijk van de parochie Mullem. Deze heerlijkheid is steeds in handen gebleven van de nakomelingen der eerste heren; de heren "van Mullem", die de naam van dit land hebben gedragen. De heren van Mullem bezaten hoge, middelbare en lage justitie. De eerste heer van Mullem was hoogbaljuw van Oudenaarde. De vrije heerlijkheid Mullem, ging in 1326 over naar de familie Cabilau, waarvan meerdere burgemeester werden van het naburige Oudenaarde, waar ze residentie hadden. In 1617 kwam het goed door vererving naar hun opvolgers, de le Poyvre's die een hoofdrol speelden in de stad Oudenaarde als burgemeesters en burggraven. Langs een zijlijn van dit geslacht belandde Mullem in 1816 bij de baronnen de Nève de Roden, in 1847 bij de familie Wargny en via de familie van Oost naar de baron de Gerlache de Gomery; deze was van 1952 tot 1970 burgemeester en werd opgevolgd door Mevr. de Gerlache de Gomery, van 1970 tot 1977.

De Sint-Hilariuskerk met kern uit de 12de eeuw is goed bewaard gebleven. De Slag van Oudenaarde werd ook te Mullem uitgevochten. Ter nagedachtenis werden een aantal kleine kapelletjes opgetrokken, waarvan nog één in Doorn en één langs de rijksweg Oudenaarde-Gent, zogenaamd "Doodeman kapel".

de kerk van Mullem

Naast landbouw kende in de 17de-18de eeuw de lijnwaadindustrie een enorme bloei, mede dankzij de aanleg van de nieuwe weg Gent-Oudenaarde (1771), die de marktproductie bevorderde. Sinds de omschakelingen en schaalvergroting in de landbouw vanaf eind 19de eeuw, is de bevolking gaan teruglopen en het aandeel in de pendelarbeid toegenomen.

nog info over Mullem, nu een bord uit het centrum

De voormalige school en onderwijzerswoning in het centrum van Mullem, nu tearoom. Coronaregels of niet (momenteel zijn cafés en restaurants gesloten), hier zet een man tafels en stoelen klaar, om 14u opent zijn zaak…

op het gebouw is een denksteen aangebracht voor de poolreiziger De Gerlache

nog steeds het centrum

net buiten het centrumpleintje

gebouwtjes en verbindingsgebouwtjes, allemaal in de verplichte kasteelkleur

in niet-coronatijden doen de cafés en restaurants hier goede zaken

de Stamkotbeek

tweede deel van de wandeling

net buiten het centrum van Mullem komen we terug in Huise

kasteel Den Ast of kasteel De Gerlache, staat nu ook te koop

Oorspronkelijk landhuis gebouwd door de Gentse bouwkundige L. Roelandt die in 1834 eigenaar was van het oude "Goed ten Ast" en de plannen tekende voor zijn buitenverblijf aan de zuidzijde hiervan. Volgens kadasterarchief voltooid circa 1850. Nadien herhaaldelijk aangepast onder meer circa 1900 en in 1920 door de toenmalige eigenaar, de Gentse industrieel G. Van Oost. Huidige toestand is resultaat van verbouwingen van 1958 naar ontwerp van architect F. Bonaert.

Kasteel met aanhorigheden met onder meer belvedèretoren en serres mooi ingeplant op de helling boven de beekvallei met aangelegde rozentuin ten westen en landschapspark met vijvers, toegankelijk via een hek aan de Korte Aststraat, door een, circa 1850 aangelegde dreef verbonden met de Lange Aststraat met monumentale afsluiting met ijzeren kettingen tussen vierkante sokkels met siervazen. Recenter toegangshek op het dorpsplein van Mullem (Oudenaarde).

Oorspronkelijk landhuis vermoedelijk eenvoudig gepleisterd gebouw van vier traveeën en drie bouwlagen, links en rechts geflankeerd door lage aanbouwsels, circa 1920 aangepast met zijvleugels van drie traveeën onder leien mansardedaken met uitgewerkte dakvensters en pilastergevels in Lodewijk XVI-stijl. Huidig kasteel van tien traveeën en één en twee bouwlagen onder verspringende leien mansardedaken met behouden dakvensters. Gepleisterde en witgeschilderde gevels geritmeerd door pilasters waartussen heden overwegend rondboogvensters; oorspronkelijke rechthoekige vensters in zijtravee van hoofdgebouw en op de bovenverdieping. Toegevoegd balkon voor de twee middelste bovenvensters. Rechts bakstenen travee met keuken, garage en in L-vorm aangebouwde paardenstallen in neo-Lodewijk XVI-stijl, van circa 1920. Haast blinde beraapte achtergevel met drie vierkante bovenvenstertjes uitziend op het binnenerf van de hoeve.

Ten noordwesten van het kasteel, aan de straatbocht ingeplant dienstgebouw en belvedèretoren, volgens kadasterarchief opgetekend als paviljoen van 1854, in 1874 en 1887 respectievelijk rechts en links uitgebreid met dienstwoning en koetshuis en druivenserres aan de zuidelijke zijde. Aan de westelijke zijde, loodrecht aansluitende perzikenserre, heden rozenserre, met trapsgewijze verspringende daken door het dalend terrein.

de belvédèretoren zien we pas een eindje verder langs de weg

Zogenaamde belvedère, gebouwd door L. Roelandt naar verluidt als astronomische observatietoren op het hoogste punt van de heuvelkam. Bakstenen toren op vierkante plattegrond van vermoedelijk oorspronkelijk vier bouwlagen begrensd door steunberen, later (circa 1920 ?) verhoogd met één verdieping in neo-Lodewijk XVI-stijl met afgeschuinde hoeken geflankeerd door gecementeerde Ionische pilasters en bekronende balustrade. Noordgevel met later ingebrachte korfboogpoort en gekoppelde rondboogvensters met behouden houtwerk met kleine roedeverdeling. Identieke zuidgevel en zijgevels met slechts één venster. Bovenste geleding met korfboogvensters in geprofileerde omlijsting en gelijkaardig houtwerk.

Binnenin ijzeren spiltrap tot de vierde bouwlaag en houten steektrapje met luik naar de belvedère.
(https://inventaris.onroerenderfgoed.be/erfgoedobjecten/74512)

Lezen we toch even iets over de beroemde Zuidpool-expeditie van baron de Gerlache
(https://historiek.net/gaston-de-gerlache-zuidpoolreiziger/86774/)

Zestig jaar nadat zijn vader Adrien de Gerlache (1866-1934) op het einde van de negentiende eeuw met de driemaster Belgica de eerste Belgische  poolexpeditie naar Antarctica ondernam, deed zijn zoon, Gaston de Gerlache, de expeditietocht met succes nog eens over. Het verhaal en portret van een bijzonder man:

Adrien de Gerlache, vader van Gaston de Gerlache de GomeryGaston Adolphe Auguste de Gerlache de Gomery, zoals hij voluit heette, werd op 17 november 1919 geboren te Brussel en verwierf bij de meesten onder ons vooral bekendheid als de ontdekkingsreiziger die in de voetsporen van zijn vader de tweede Belgische expeditie naar de Zuidpool leidde. Minder bekend is echter dat hij van opleiding eigenlijk doctor in de rechten was en in mei 1940, bij het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog, als jonge officier krijgsgevangen werd genomen maar naar Engeland wist te ontsnappen waar hij bij de ‘Royal Air Force’ een opleiding volgde tot  piloot. Na de oorlog huwde hij in 1946 met de toen tweeëntwintigjarige Lily van Oost met wie hij vijf kinderen kreeg.

De drang om het werk van zijn vader voort te zetten, bleef hem echter achtervolgen en na een maandenlange voorbereiding zette Gaston de Gerlache op 12 november 1957 aan boord van de ijsbreker ‘Polarhav’ en een logistiek steunschip met een zeventienkoppige bemanning vanuit de haven van Antwerpen koers naar de Zuidpool.

In tegenstelling tot de eerdere pooltocht die zijn vader Adrien de Gerlache in 1897 met de ‘Belgica’ naar Antarctica ondernam, hadden de expeditieleden nu naast een verkenningsvliegtuig en een helikopter eveneens de beschikking over een drietal rupsvoertuigen die verplaatsingen over de ijsvlakte mogelijk maakten. De reis verliep zonder noemenswaardige moeilijkheden en op 26 december 1957 bereikte de expeditie Antarctica.

Eenmaal aangemeerd liet Gaston de Gerlache een basis oprichten die tegelijkertijd als wetenschappelijk station moest dienen. De poolbasis werd vernoemd naar de toenmalige Belgische koning Boudewijn. Gedurende hun verblijf voerden de expeditieleden, vaak in barre weersomstandigheden, onderzoek uit op de ijskap en observeerden er de meteorologische en geofysische fenomenen van het zuiderlicht en het aardmagnetisme. De daaropvolgende jaren financierde België nog twee andere wetenschappelijke expedities naar de basis, maar besloot in 1961 om budgettaire overwegingen het wetenschappelijk onderzoekswerk te staken.

Op aandringen van Gaston de Gerlache werd echter in 1964 besloten om alsnog gezamenlijke Belgisch-Nederlandse exploratietochten naar het Zuidpoolstation te organiseren. Toen de eerste Belgisch-Nederlandse expeditie voet aan wal zette, bleek de poolbasis dermate vervallen te zijn dat de bemanning genoodzaakt was om een honderdtal meter verderop een nieuw onderzoekscentrum te bouwen. Uiteindelijk werd in 1968 ook dit tweede station verlaten, ditmaal definitief.

een deeltje van de tuin van het Kasteel de Gerlache. Pas enkele maanden geleden stierf de 96 jarige barones Lily de Gerlache

aan de buitenmuur ook hier een kapelletje

via de toegangsweg tot Huise bereiken we na 1 km weer het centrum en de kerk van Huise, ons eindpunt

 

Print Friendly and PDF

 

 

 

 

Plaats een Reactie

Cecile Hallo stappers... Al die dorpen ,kerken en huizen ken ik goed,daar veel gefietst vroeger Familie vanhonacker= van de hoge akker is afkomstig van Huise ..... Leuk om via de foto’s dit allemaal terug te zien..... Vanuit Wannegem bol je Oudenaarde binnen zonder op je trappers te stampen, de scheldevallei naar beneden.... Veel gr Geplaatst op 08 Februari 2021
Katrien en of het koud was!! ik kan ervan mee spreken dank voor de uitnodiging en voor herhaling vatbaar eens je revalidatie achter de rug is hé LOU !! sneeuwgroetjes Geplaatst op 08 Februari 2021
Wivine Mooie wandeling in een heel mooi deeltje van onze Vlaamse Ardennen, en bovendien goed gedocumenteerd! Vandaag in de sneeuw...'.'.moet ook fantastisch zijn! Geplaatst op 08 Februari 2021

 

      
This site is only viewable in landscape mode !
Session Tracking