Reisverhaal «10. El Norte Grande of het Hoge Noorden»

Argentinië en Chile | Chili | 4 Reacties 02 Mei 2012 - Laatste Aanpassing 05 Juni 2012

De eerste nacht terug in Chili overnachten we op een camping in San Pedro de Atacama.  De Atacama is een vrij groot woestijngebied dat zich uitstrekt van de Peruviaanse grens over meer dan 1000 km naar het zuiden.  Het is de droogste woestijn ter wereld.  Er zijn plaatsen in de Atacama waar het nog nooit (sinds mensengeheugenis)regende.  Er is slechts een beperkt gedeelte zand, meestal gaat het over ruwe rotsen en stenen.  In het oosten gaat de woestijn over in de hoge bergen, in het westen in het veel lagere kustgebergte.  Er komen zoutmeren voor en in het oosten kan men de vulkanen zien. Aan de voet van de bergen komen er oases voor, daar waar het smeltwater aanleiding geeft tot vruchtbaar land. 
Vermits wij graag de woestijn bezoeken, wilden we ook deze streek op ons programma.   San Pedro is een dorp waar in 2002 nog geen 2000 mensen leefden, en nu door het toerisme er al meer dan 5000 wonen.  De huizen zijn in adobe, de staten hebben een zandbodem.  Hier en daar is er wel al een klein hotelletje of hostal gebouwd, maar de oude stijl en hoogte moeten bewaard blijven.  Door het toerisme zijn er vele winkeltjes en vooral reisbureautjes bijgekomen.  Immers de meeste toeristen komen hier per vliegtuig toe en daarbij zijn er een aantal te bezoeken plaatsen (tot zelfs in Bolivië) waar een 4x4 voor nodig is.  Alle mogelijke soorten toerisme (behalve watertoerisme) komen hier aan bod.  Dus veel werkgelegenheid, het hele jaar door.  San Pedro ligt immers noordelijker dan de steenbokskeerkring, dus steeds overdag mooi weer. 
Op de campings staan er ook heel wat tenten en buitenlandse campers of buitenlandse 4x4’s.  We starten de dag rustig, na de tocht over de Andes gisteren.  We wandelen rond in het dorpje en bezoeken het archeologisch museum.  Dat is opgericht door een Belgische missionaris, Gustave Le Paige, die hier sinds 1958 dorpspastoor was.  Hij had ook wel veel zin voor archeologie en heeft een 3000-tal graven open gemaakt.  Omdat er door de droogte alle lichamen gedroogd waren had hij evenveel mummies aangetroffen. In die jaren was nog alles mogelijk voor de (buitenlandse) archeologen. Dus vele mummies en gebruiksvoorwerpen vonden enerzijds hun weg naar buitenlandse musea en anderzijds bleven er hier 380.000 stuks en ook een aantal mummies.  Omdat de lokale bevolking protesteerde en vond dat hun voorouders in rust en vree moeten  kunnen rusten, zijn alle mummies uit het museum in 2007 opnieuw begraven.  Er hangt  ook een stuk Franse tekst uit het Belgisch staatsblad, getekend door Boudewijn .  Enkel de mooiste  stukken zijn tentoongesteld.  Het is een mooi museum dat een kort overzicht  geeft over de volkeren die in de Atacama woonden.  
’s Namiddags bezoeken we de Valle de la Luna, een vallei vrij dicht bij San Pedro.  Omdat de kleuren bij valavond het mooiste zijn en omdat men vanaf een duin de zon kan zien ondergaan komen ook alle reisbureautjes hier met hun klanten.  In San Pedro worden ook fietsen verhuurd, dus ook jonge mensen op of naast de fiets bezoeken de Vallei van de Maan.   De hellingen zijn soms vrij steil, en dat is in de hitte lastig op de fiets.  
Een eerste bezoek in de vallei is een grot.  Geen enkele reisgids heeft blijkbaar deze grot bezocht, want nergens heb ik gelezen dat het op sommige plaatsen vrij smal is en op andere plaatsen vrij steil .  Maar ja, eens in de grot moet men verder gaan en met de hulp van Stephan hier en daar lukt het wel.  Voor en na de grot gaat het pad langs rotsen waarop zoutafzettingen zijn.  Deze vormen als het ware bloemen op de rots.
Daarna zijn er vele uitzichtpunten in de 11 km lange vallei.  Omdat de landschappen absoluut zonder enige vorm van begroeiing zijn en er vlaktes zijn afgewisseld met eigenaardig gevormde rotsen, lijkt dit op het maanlandschap, alhoewel een vergelijking moeilijk is.  We zijn nog niet op de maan geweest immers!
Op het einde van het gebied staat een parkwachter naast een bordje “gevaarlijk”.  We vragen meer uitleg en hij vertelt dat het hier in februari 3 dagen geregend heeft na 11 jaar droogte.  Daardoor is er in de bodem zout in oplossing gegaan en is de bodem poreuzer geworden.  Door de verdamping van een deel van het water is het zout aan het oppervlak uitgekristalliseerd en ziet het landschap er nu wit uit.  Voordien was dat blijkbaar grijs-bruin.  Het water dat nog in de bodem zit zorgt er nu voor dat de bodem absoluut niet stevig is onder de zoutkorst.  Dus als men op die plaatsen zou lopen breekt niet alleen de zoutkorst, wat het landschap zou schaden, maar is er ook kans dat men op sommige plaatsen dieper kan wegzinken.  
Er zijn wat wolken, en hoge duinen beklimmen is niet onze favoriete bezigheid, dus we keren terug.  Een mooi gebied, heel fotogeniek en speciaal (maar dat heb ik al zoveel geschreven).  Toen we gisteren avond toegekomen zijn was er een enorme wind en zandstorm.  Vandaag is het de hele dag mooi geweest, zonder wind.  
Een tweede plaats die we in deze streek zeker willen bezoeken is de Salar met zijn zoutlagunes en de flamingoreservaten.  We vertrekken ’s morgens en rijden eerst even langs Toconao.  Het is een dorpje met een kleine 600 inwoners, vnl. van indiaanse afkomst.  Het dorp ligt in een oase, want zonder water is er geen leven mogelijk.  Het water wordt geleverd door de Jeré rivier.  Wegens de 3 dagen regen in februari was er in de rivier zoveel water dat de brug in het dorpje over de rivier kapot geslagen is.  
In de vallei iets meer stroomopwaarts hebben de bewoners hun tuinen waar groenten en fruit gekweekt wordt. Ook een deel van de bomen is gewoon weggeslagen.  
We bezoeken de vallei, de oase in het voor de rest vegetatieloze landschap.  Er moet wat toegangsgeld betaald worden om het dorp te onderhouden.   
Verder is er hier een liparietgroeve.  Hier worden stenen gehouwen waarmee de lokale huizen gebouwd worden.  Vermits lipariet voor meer dan 60% uit kwarts bestaat is het gesteente vrij wit.  Er zitten meer donkere insluitsels in het gesteente die er tijdens het stollingsproces van de lava in terecht gekomen zijn.  
Nadien rijden we verder naar de Salar, een groot zoutwatergebied (oppervlakte = 1:10 van de oppervlakte van België).  Ook hier is weer een deel van het water uitgedampt waardoor op de scherpe vulkaanstenen er een witte zoutneerslag is ontstaan.   
Op andere plaatsen ligt er op het water een zoutkorst.  Als men daar op wil staan zakt men natuurlijk door die korst in het water. En een deel van het zout is opgelost in het water van de lagunas, ondiepe meren.  Die zijn zouter dan de Noordzee en de organismen die hier leven zijn zoutminnend.  Interessant voor Stephan, die zijn thesis maakte op Artemia salina, het zoutwaterpekelkreeftje, is dat die hier in de lagunes voorkomen en samen met andere zeer kleine organismen als voedsel dienen voor een 10-tal vogelsoorten.  In een aquarium bij het bezoekerscentrum zitten de Artemia’s als voorbeeld van het voedsel dat vogels op de bodem van het (ondiepe) meer vinden. 
Er leven hier 3 flamingosoorten, we zien enkel de Andes-flamingo  (Phoenicoparrus andinus) , goed te herkennen aan zijn zwarte veertjes onderaan de poten.  Ze komen in dit reservaat vrij dicht bij de mens en zijn dus goed te fotograferen.  We zien nog een 3-tal andere vogelsoorten.   
In het zuidelijk deel van de salar heeft een Chileens bedrijf als enige de vergunning om hier lithium te winnen.  Lithium is het element dat in batterijen van gsm’s en laptops ervoor zorgt dat er een grotere hoeveelheid energie kan geleverd worden dan bij gewone batterijen.   Lithium zit in ook in zeewater in vrij kleine concentraties waardoor het natuurlijk enorm veel zou kosten aan energie om dat uit het zeewater te winnen.  De salar’s bevatten ongeveer dezelfde zouten als zeewater, alleen is het water hier verdampt door de zon en is het heel wat goedkoper om de lithiumzouten uit het zout vrij te stellen.  Dit is natuurlijk niet milieuvriendelijk, maar daar vindt men weinig of geen info over.  
Ondertussen steekt de wind weer op en daar waar ’s morgens nog de bergen te zien waren, is het nu helemaal dicht met opwaaiend zand.   
We keren nadien terug naar de camping, de zandstorm blijft aanhouden.  Alles in de auto en in de tent zit onder een laagje rood-bruin woestijnzand. 
 De derde ochtend op de camping in San Pedro de Atacama worden we om 7u uitgerookt.  Het is nog donker, maar op de camping wordt het vuil opgestookt.  Dat vuil brandt niet, maar geeft wel veel rook.  We slapen in de tent en worden wakker van de prikkelend geur.  We pakken alles snel in en een uur later zijn we al weg.   

Vermits we nu goed aangepast zijn aan de grote hoogtes, hebben we beslist om snel naar het noorden van Chili door te trekken en het Lauca park te bezoeken.  De hoogte is daar boven de 4000m.  De andere , lager gelegen plaatsen bezoeken we dan nadien.                                             
De afstand van San Pedro de Atacama naar de toegang tot de weg naar het park is iets meer dan 750km.  Vermits we zo vroeg vertrekken bestaat de kans dat we de afstand op één dag kunnen afleggen.   
De eerste (bijna) 100 km  klimmen we nog 950m tot 3400.  Daarna is het afdalen en rijden we lang op een hoogte tussen 2000 en 3000m.  De ganse weg gaat door de woestijn.  We zien dus bijna geen plantengroei.  Hier en daar is er een kleine oase, daar ligt meestal een dorp(je).  Soms zijn er rivierbeddingen, maar hier zien we duidelijk dat het zeer lang geleden is dat er nog water is doorgestroomd.  Soms is het landschap heel vlak met grof zand of stenen.  Soms rijden we door een laag gebergte.  Soms zien we aan de oostelijke zijde de vulkanen van de Andes.  Maar er is de ganse dag één constante en dat is de knalblauwe lucht, gekoppeld aan een hogere temperatuur.  Vermits we geen thermometer hebben weten we niet hoe hoog de temperatuur is.   
In Calama doen we wat inkopen.  Zoals op vele plaatsen in Chili zijn de huizen hier niet uit baksteen maar uit hout en ook heel veel uit golfplaten.  Het stadje nodigt niet uit om er lang te blijven. 
 Wat meer noordelijk ervan klimt de weg opnieuw en vanaf een uitzichtpunt, waar een paar grote koperhoudende rotsen staan, zien we een eerste kopermijn.  Grote vrachtwagens rijden aan en af, van op afstand zien we ook niet veel meer.  Nog wat noordelijker ligt de grootste openlucht kopermijn van Chili.  Volgens de reisgids zou die nu al bij de 900m diep zijn en vele kilometers lang en breed. Het kopergehalte in het gesteente is maar 1%, dus veel steen verplaatsen voor weinig opbrengst.  Maar toch is de mijn heel winstgevend..  Net zoals zo vele zaken is ook deze mijn ooit door Allende geprivatiseerd.  Er zouden 5000 mensen werken, maar de milieuverontreiniging zou enorm zijn.  In deze landen is er op het vlak van o.a. milieu en mensenrechten nog niet veel gebeurd.  
Nadien rijden we vele honderden kilometer waarbij er slechts sporadisch een (golfplaten) huis te zien is.  Van wat zouden de mensen hier  leven?  Nadien komen er een tweetal lange hellingen die af en op moeten.  Om 16u45 zien we een bord waarop vermeld is dat er een bochtige afdaling van 17 km volgt.  Weldra zien we een diepe canyon die afgedaald wordt.  Het eigenaardige van die canyon t.o.v. alle andere canyons die we reeds zagen, zijn de wanden en het dal.  Vermits het hier niet regent is er geen watererosie langs de hellingen.  Dit zorgt ervoor dat die hellingen vlak zijn, geen groeven, geen watervallen, geen kleine vallei’tjes, niets van dit alles. 
 De hellingen zijn zo gaaf dat ze me de indruk geven dat ze met schuurpapier zijn vlak gewreven.  Of ook nog, dat er zand over uitgestrooid is zodat er (bijna) geen oneffenheden op te zien zijn.   
Dan is er ook de canyonbodem.  De eerste die we zien heeft niet eens een gebied waar een waterkanaal te zien is.  Het lijkt alsof ook die bodem met het schuurpapier is bewerkt.  Deze canyon mondt uit in een veel lager gelegen canyon, daar is de bodem vrij vlak en erg breed.  Er loopt een smalle gleuf door waar af en toe water in staat.  Op die plaatsen is er wat groen te zien.   
Na die 17 km rijden we nog even veel  kilometers langs de canyonbodem.  Op het einde zien we een klein stukje van de Pacifische Oceaan.  Hier komt er een tweede canyon bij de eerste.  Die moeten we meer omhoog rijden over ongeveer dezelfde afstand.  Eens terug boven, na een klein uurtje, rijden we een tijdje op het plateau en dan begint er een nieuwe canyon.  Het feit hier is dat Chili vrij smal is, hoogstens 150 km in vogelvlucht en de canyons hebben hun oorsprong in de Andes en strekken zich uit tot de oceaan.  Ze verlopen oost-west.  Dus om die over te steken moet men de baan laten afdalen tot de canyonbodem en nadien moet er weer geklommen worden.   
We rijden tot de meest noordelijke stad van Chile, Arica.  Arica ligt aan de oceaan en op een kleine afstand van de Peruviaanse grens.    Naar het oosten is er nog een weg die ongeveer 180 km verder een grenspost naar Bolivië heeft.  Die baan loopt door het  Nationaal Park Lauca.   
We kamperen in Villa Frontera.  Het is een plaatsje ten noorden van Arica.  De toegang is vanaf dezelfde rotonde als deze van de baan naar Bolivië.   
We vertrekken met zeer mooi weer, immers Arica zegt van zichzelf dat ze de stad is van de eeuwige lente. We gaan de meest noordelijke oost-westroute in Chili volgen.  De weg volgt eerst de vallei van de  Lluta.  Dit is een waterhoudende rivier en in heel de valleivlakte is er land- en tuinbouw.  Daarna klimt de weg weer langs de canyon omhoog zoals we de vorige dag meegemaakt hebben.  Alleen, hier rijden heel veel Boliviaanse vrachtwagens, laat ons zeggen ze kruipen eerder omhoog.  Dit is weer de woestijn zonder enige plantengroei.   Rond 2500m beginnen er weer cactussen te verschijnen, nu zijn het kandelaarcactussen (Browningia candelaris).  Vanaf een goede 3000m is er een gebied dat vanaf half december tot in maart regen kent, in januari 2012 veel regen.  Dat zien we enerzijds aan de erosie van de hellingen, ze zijn nu niet meer zo glad gescheurd.  Er komen geulen voor en kleine, ondiepe kloven.  Ook de hellingen zijn groen en er staan immens veel bloemen.  Ik heb zeker een 10-tal soorten gefotografeerd. 
We slaan af naar het dorpje Socoroma, vijf km van de weg.  Het ligt zeer mooi in de vruchtbare vallei.  Hier wordt al van de precolombiaanse tijd aan terrassenlandbouw gedaan.  Ik praat met enkele vrouwen die van het veld terug komen.  Ze vertellen dat de meeste dorpsbewoners nu op het veld zijn.  Hun dorp is zeer proper onderhouden,  echt aangenaam.  We praten er met verschillende mensen, ze wonen hier graag.  
Daarna rijden we verder.  We komen hier op het meest noordelijke punt van deze reis nl. op 18°09’43” zuiderbreedte.  De omgeving, de bergen, het geheel is zeer mooi.  Tot ongeveer 4000m hoogte is het landschap erg groen.   Voorbij Putre rijden we het Nationaal Park Lauca binnen. Het is van alle natuurparken die we in beide landen al bezocht hebben, het allermooiste.  Hier zijn de hellingen waar water voorkomt begroeid,  dichtbij de waterstroompjes noemt men de vegetatie Bofedales.  Deze zien er kussenachtig uit, zijn erg groen en bestaan uit enkele soorten planten.  De bofedales hebben de status van biosfeer. Er zijn heel wat diersoorten, vogels en planten en ook de omgeving met zijn witte vulkanen is prachtig.  Verder is er veel water en zijn er blauwgroene meren.  We zien hier de Chileense flamingo (Phoenicopterus chilensis).  
In dit gebied zien we de vier bestaande  kameelachtigen. Het zijn herkauwers en ze leven in kuddes. Van de vier soorten zijn er twee die als huisdier gehouden worden en zij voeden zich met de bofedales.  Hun aantal in het park is eerder beperkt. Hiertoe behoren de lama (Lama glama) en de alpaca ( Lama pacos), die gemakkelijk te herkennen is als een schaap met een langere nek.  Verder zijn er de twee wildvormen, enerzijds de guanaco (Lama guanicoe), die we ook al in het zuiden gezien hebbeen, en de vicugna (Vicugna vicugna), die kleiner  en meer behaard is.
We nemen de afslag naar Parinacota, een nog veel kleiner dorp met een mooi, oud, witgekalkt adobe kerkje.  Hier wonen nog weinig mensen, maar door het toerisme is er geen totale leegloop. Dit dorpje ligt al op 4400m hoogte.  
We rijden nog verder en hebben uitzichten op een reeks lagunes en op het Chungarameer.  Dit ligt op 4600m.  Er is ook kampeergelegenheid, ’s nachts vriest het wel erg.  De natuur is hier zo mooi dat we besluiten om hier te kamperen en in de auto te slapen.   Ook ’s avonds bij zonsondergang is het laatste licht op de witte toppen zeer mooi.  De dieren komen nog dichter.  Er leven hier op deze grote hoogte nog een aantal watervogels en ook de  vizcacha (Lagidium viscacia) , het best te vergelijken met een konijn met een lange krulstaart.  Hierboven  is nog een parkwachter, we houden praatjes met hem en na het eten nodigt hij ons uit om in zijn parkhut bij het vuur te komen babbelen.  Dat aanbod slaan we natuurlijk niet af, zeker niet bij deze koude.  De parkwachter is hier het ganse jaar 24u/24u aanwezig.   In de winter is er hier sneeuw en permanente vorst, de rest van het jaar is het overdag warm tot warmer, maar vanaf zonsondergang koud tot zeer koud.  Volgens hem is het nu ’s nachts -10°.  Het is eerste kwartier van de maan, en door de weerkaatsing van dat maanlicht door het ijs op de bergen, lijken deze bergen tijdens het eerste deel van de nacht nog licht te geven.  
Het is gewoonweg een zeer prachtige omgeving, ze kan niet op foto worden weer-gegeven.  Je moet je even voorstellen, een hoogvlakte met een prachtig groenblauw gekeurd meer, vlak daarachter een met ijs bedekte vulkaan met een perfecte koepel-vorm die er nog een kleine  2000m boven uitsteekt en verder naar rechts nog enkele groepen van met sneeuw en ijs bedekte bergen die telkens op een afstand van elkaar staan.  Overdag is de lucht boven dit gebied knalblauw, ’s nachts zwart maar met een enorme sterrenhemel.  Hier, op het zuidelijk halfrond, is ook de Melkweg zeer goed te zien.  
Volgens de parkwachter komen in de rotsen aan de zijde van de camping puma’s en de rode vos voor.  
Ook ’s morgens genieten we nog een tijdje van dit landschap, eens de zon boven de bergen zit is het weer warmer.  We wandelen nog wat rond, op zoek naar vogels en dieren.  Daarna keren we terug, de weg verder gaat immers naar de Boliviaanse grens.  We houden nog even halt bij het dorpje Putre, dat op 3500m hoogte ligt en als uitvalbasis dient om het park te bezoeken.  ’s Morgens lijkt het echter nog te slapen, we zijn blij dat wij gisteren doorgereden zijn en op de mooiste plaats hebben overnacht.   
De terugweg is dezelfde dan de heenweg.  We komen heel wat vrachtwagens tegen met brandstof bestemd voor Bolivië.  Onderweg komen we nog langs een boraxmijn. 
Terug in Arica vernemen we in de toeristische dienst dat morgen, 1 mei, ook een feestdag is.  En in tegenstelling tot een zondag is dan ook letterlijk alles gesloten, dus ook de musea die we zouden bezoeken.  Daarom wordt dus 1 mei voor ons een rustdag.  Maar geen nood, in Villa Frontera (daar zijn er campings, in Arica niet) is het mooi weer, het ligt dicht bij de oceaan (waar niet mag gezwommen worden) en op de camping komen de lokale mensen om er te barbecue-en, te zwemmen, te voetballen, te babbelen, … te genieten van hun vrije dag.  Dus een echte vakantiesfeer.   
Arica is een stadje waar het nog nooit geregend heeft, onvoorstelbaar voor ons, Belgen!   Hier is wel water dat uit de bergen wordt aangevoerd, dus geen woestijn.  
Op zondagen en op feestdagen hebben de mensen vrij.  Dan wordt er met familie of met vrienden gefeest.  Velen van de middenklasse gaan dan in groep, geladen met drank en voedsel naar een picknickplaats.  Dit is heel dikwijls een camping.  Campings kan men overdag aandoen of men kan er overnachten.  Daar staan tafels, banken en een BBQ.  In Arica, waar wij zijn, is er ook een zwembad, voetbalveld, zaaltje en tafelvoetbal.                                                                           
Op 1 mei komt er al halfweg de voormiddag een vriendengroep toe, ze krijgen hun plaats aangeduid.  Nadien is er een minibus met 2 volwassenen en meer dan 10 kinderen.  Zij krijgen een plaats dichter bij ons.  De kinderen zijn snel in het zwembad, alles verloopt blijkbaar zeer geordend.  Tijdens de namiddag hou ik een praatje met de vrouw en, nee, het zijn niet allemaal haar kinderen.  Zij heeft er slechts 5, de rest zijn kinderen uit de klas van haar man en die zijn ook mee voor de picknick.  Zij houden geen BBQ.  Wat later komt er een busje toe (30 plaatsen) vol jongens naar schatting tot 20 jaar.  Zij huren het zaaltje.  Nadien komen er nog 5 groepen toe die ook elk hun plaats krijgen.  Overal is er muziek, wordt er gepraat en gelachen en er wordt vooral veel vlees gegeten en op vele plaatsen wordt er heel wat bier of wijn gedronken.  Ook bij de eigenaars van de camping komt er een hele bende familie toe  Verscheidene mensen komen nog een babbeltje houden.  .  Op het moment dat het donker wordt (19u) zijn alle groepen weg.  
Wij gaan na de middag nog naar het strand, het is een half uur stappen.  Een eind verder op het strand is er de monding van de Lluta, daar komen zeer veel vogels voor.  ’s Morgens had Stephan er pelikanen gezien, maar die waren weg.  Later lees ik dat ze overdag in de vissershaven van Arica zijn, daar vinden ze voedsel genoeg zonder er moeite voor te moeten doen.  
De volgende dag staan de 2 archeologische musea en Arica op het programma.  Het eerste van de beide musea ligt in de Azapa vallei.  Door deze vallei stroomt de Rio San Jose, die het ganse jaar water voert.  Het dal is erg vruchtbaar.  Er is een zuiderse bloemenpracht, er worden verschillende vruchten gekweekt en er zijn olijfgaarden.  Wegens de overvloed aan water staan de bomen hier dichter bij elkaar dan in Zuid-Europa.  In de vallei staan ook de villa’s van de meer begoeden.  Hun eigendommen zijn omgeven door afsluitingen met een toegangspoort.  Na 12 km is er een afslag naar het museum.
Deze plaats is gekozen omdat men hier resten gevonden heeft van de Chinchorros, een bevolking die in deze streek woonden van ongeveer 6000 voor onze jaartelling.  Men weet niets van deze cultuur, tenzij wat men afleid uit de gevonden voorwerpen.  Er was immers geen geschrift.  De eerste vondsten waren 4 mummies, van een man, een vrouw en 2 kinderen.  In het museum, dat gerund wordt door de lokale universiteit, wordt de geschiedenis, ook van de volgende volkeren weergegeven aan de hand van vondsten.  Deze eindigt bij het begin van de Spaanse tijd.  Er worden ook nog een aantal zaken van de hedendaagse, indianenbevolking weergegeven.  Men heeft hier op deze plaats een 2-tal jaren geleden nog een tweede museum gebouwd en geopend.  Dit gaat uitsluitend over de mummificatietechnieken van de Chinchorros, telkens met voorbeelden.  Ook embryo’s en foetussen zijn gemummificeerd.  De Chinchorros hebben in hun vele duizenden jaren dat ze bestonden, hun technieken een beetje verbeterd, maar de essentie is gebleven.  Door de mummificatie zijn de gezichten niet meer te herkennen, er werd immers een laag, bestaande uit verschillende materialen op uitgesmeerd.  De beide musea zijn echt de moeite waard.    
Op de terugweg   stoppen we bij een olijvenkweker om wat olijven te kopen. We gaan ook langs bij de Poblado artesanias, een nagebouwd dorp van de lokale bevolking. Hier zijn er verschillende huisjes waar er telkens een andere kunstenaar of een groep, hun producten verkopen. Er zijn echter bijna geen huisjes meer geopend.    In Arica zelf is het moeilijk om nog voor de siësta een parking te vinden. Langs de straten is geen oplossing, we zoeken een overdekte, betalende parking.   Van daar stappen we naar nog een museum van de Chinchorros, ook een “in situ” museum. Hier was een begraafplaats van weinig of niet gemummificeerde lichamen. Er liggen een 40-tal skeletten of delen ervan op de plaats waar ze gevonden werden. Men is nog steeds aan het opgraven.                
                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                                     In    

We wandelen langs de merkwaardige kathedraal naar het centrum van Arica.  Hier staan nog enkele bouwwerken van Eifel.  We gaan ook naar de vissershaven, en de pelikanen zijn hier allemaal terug te vinden.  En daarnaast zijn er ook nog enkele zeeleeuwen te zien, dichtbij de mensen.  Meeuwen en een kwak vervolledigen het fauna-plaatje.  Arica is een zeer belangrijke vissershaven, de vissersboten gaan van klein tot vrij groot.  Waarschijnlijk zijn ze niet allemaal in de haven.  
Verder is de stad zoals vele steden, met een verkeersvrije straat en veel mensen. Vandaag is het blijkbaar een dag dat de kinderen van kleuterklassen verkleed zijn in een of ander beroep.  De kleuterjuffen laten de kindjes aan voorbijgangers een zelfgemaakte bloem geven.  Er staat een tekstje op en we zien dat dit komt van het North American college.  Blijkbaar is Arica erg internationaal want we zagen ’s morgens ook een Deutsche Schule, naast een Italiaans college.  Op de camping is het rustig, we houden nog een kampvuur(tje).  
Na de meest noordelijke camping van de reis, nemen we Ruta 5 Sur.  Er is hier niet veel keuze welke weg we zullen nemen, er is enkel deze weg.  Dus weer door de woestijn, afdalen in valleien en weer er uit omhoog rijden, waar enkel in het dal water vloeit, maar geen spoor van regenerosie op de hellingen te zien is.  
Nu is het niet de bedoeling dat we kilometers maken, maar wel de bezienswaardigheden bezoeken.  Daar waar de afslag is naar Iquique, volgen we deze voor enkele honderden meters.  Rechts is er een van de twee belangrijke sites van industriële archeologie.  Immers einde van de jaren 1800 en begin van de jaren 1900 waren er meer dan 270 belangrijke gebieden waar Chilisalpeter gewonnen werd.  Al die gebieden liggen in de Atacama.  Chilisalpeter is een zout dat als meststof zeer waardevol is.  In het begin van deze ontginning lagen de gebieden nog in Peru en Bolivië.  Maar met deze meststoffen was er wereldwijd zeer veel geld te verdienen, en dus een oorlog waard, de Pacifische oorlog.  Chili heeft deze gewonnen en heeft zijn land toen met meer dan 900 km naar het noorden uitgebreid.  Een gevolg daarvan is dat Bolivië sindsdien geen toegang meer heeft tot de oceaan.  We bezoeken de Oficina Humberstone.  Oficina is de naam die gebruikt wordt om zo een salpeterwinningsgebied met alles er op en eraan te benoemen.  In de jaren 1900 is men in Europa begonnen met deze meststof op een zeer eenvoudige manier te produceren uit gewoon luchtstikstof.  Toen is dus die salpetereconomie helemaal ingestort.  De Humberstonewinning is gestopt in 1959.  Alles is dan verlaten, maar in begin van de jaren 2000 is er een groep van ex-bewoners en hun familie opgericht om het geheel te restaureren.  En de Humberstone site is sinds 2005 Unesco werelderfgoed.  De site is niet alleen het gebied waar uit de grond de salpeter werd gewonnen.  Alle werknemers van eenvoudig tot hoog woonden op dit domein.  Er is dus ook een dorp waarbij er wijken waren voor de ongehuwden, voor de families, voor het hoger kader.  Verder was er ook een theater, een markt, een kerk, een lagere en middelbare school, een zwembad (helemaal in metaal), winkels, een kiosk en alles wat er verder in een dorp nodig is.  Ook alles voor de ontginning en de winning van de salpeter en de verpakking, samen met een treinstation en eigen treinen was hier aanwezig.  Alles heeft meer dan 40 jaar in verval gestaan, nu is men bezig met de restauratie, een immens werk.  Het geeft echter aan de bezoekers wel al een heel goed beeld van zo een Oficina.  We brengen er enkele uren door, nu is er nog één geopende bar.  Het moet wel raar zijn, denk ik, te werken in een spookdorp.
Nadien keren we terug naar Ruta 5 en rijden we nog een 60 km naar het zuiden.  Hier is het grootste gebied van geoglyphen.  Het is een vorm van rotskunst door antieke bewoners gemaakt.  In Chili zijn ze allemaal Nationaal Monument.  Ze zijn telkens op zichtbare hellingen aangebracht.   Vermits het hier nooit regent, kennen ze weinig erosie.  Er zijn afbeeldingen van mensen en dieren, maar er zijn ook geometrische figuren.  Men vermoedt dat ze tussen 1000 en 1400 n.C.  gemaakt zijn, dus voor de Incatijd.  De slagboom tot dit gebied staat open, er is echter geen parkwachter.  Buiten het hoofdseizoen komen er nog weinig bezoekers.
Nadien keren we terug richting noorden om na een kleine 30 km in een nationaal reservaat te gaan kamperen.  
We bezoeken de volgende dag nog de Oficina Santa Laura, dichtbij de vorige die we bezochten.  Deze is ook werelderfgoed, maar, behalve het verzamelen van terug gevonden stukken, is hier nog niet veel gebeurd.  Van de gebouwen voor het behandelen van het gesteente en de winning van het zout, staat alles nog recht, zij het dat de metalen golfplaten voor een groot deel weggeroest zijn.  Hier zijn de installaties voor de winning van jodium nog goed te zien.  Alles van de voormalige woonhuizen echter is verdwenen.  Er werd hier waardevol hout gebruikt, Oregon den, en dat is gebruikt voor de woningbouw in het stadje Pozo Almonte.  
We rijden verder naar de kust.  De baan blijft zeer lang op de hoogvlakte van ongeveer 900 tot 1200m.  Pas vrij laat is er een afdaling naar de kust, naar het stadje Iquique.  De Atacamawoestijn loopt tot aan de oceaan.  In tegenstelling tot het deel tussen Arica en Iquique, waar het hoogplateau tot aan de zee reikt, is hier een stukje vlakker, soms een paar enkele tiental meter, soms tot een paar honderd meter.  Iquique is dus vrij smal en vooral uitgestrekter noord-zuid.  Men kan er geen ringbaan rond maken, de huizen staan tot op de helling.  Dus alle autoverkeer moet door de stad.  Om hier industrie aan te trekken en mensen aan te trekken is Iquique een “zona franca”.  Dit geldt vooral voor elektronische apparatuur.
Als we verder zuidelijk rijden  komen we weer aan de binnenlandse “grens” tussen regio 1 en regio2 en worden we, net zoals iedereen anders,  gecontroleerd op wat we zouden gekocht hebben.  De beambte vond natuurlijk niets, het enige “rare” dat hij ziet en niet kent, is de omvormer van de sigarettenaansteker (12V) tot netspanning (220V) waarmee we al onze toestellen opladen tijdens het rijden.  Maar na deze uitleg is alles OK.
 Langs de kust zijn hier en daar hutjes of dorpjes.  We zien ook dat er algen verzameld worden, gedroogd en in zakken gestoken.  Dit is voor de productie van agar-agar.  Er zijn ook enkele havendorpjes, die enkel dienst doen als uitvoerhaventje voor bepaalde mijnproducten.  Eén ervan is voor het verschepen van koper uit een mijn op 4000m hoogte.  Het koper komt in de haven aan via een mineroducto, een pijplijn waar het metaal of het erts met behulp van water doorgeleid wordt.  Die mijn sponsert de restauratie van de 2 Oficina’s die we gezien hebben.  In een ander havendorpje  wordt het salpeter van de enige, nog overgebleven oficina verscheept.  Beide dorpjes staan helemaal in dienst van hun werkgever, het milieu ziet er helemaal niet gezond uit.  De hoeveelheid water is in de bergen al erg beperkt en wordt opgeslorpt door de mijn.  Bij het schip moet het koper(erts) dan weer ontwaterd en gedroogd worden.
Verder langs de weg zien we ook verschillende malen een bordje dat beschaafde mensen hun afval niet in de natuur werpen.  En op korte afstand ervan is dan het vuilnisstort waar gewoon alle vuil op de helling uitgestrooid ligt.  Er is hier nog veel werk aan de winkel!  
Bij de dorpjes is er ook altijd wel een bordje waarop aangeduid staat waar er naartoe moet gevlucht worden bij tsunami-alarm.  En er niet veel mogelijkheid: de steile helling op!   
Even ten noorden van Antofagasta rijden we terug over de steenbokskeerkring.  Die is niet aangeduid, maar op de kaart is het natuurlijk wel te zien.  Er is geen mogelijkheid tot wild kamperen, dus we rijden door tot Antofagasta, een stad van bijna 400.000 inwoners.  Ook deze stad ligt noord-zuid uitgespreid.  We moeten er door, op vrijdagavond, spitsuur.  Het duurt meer dan een uur voor we het zuidelijk deel van de stad bereiken, het is ondertussen al donker.  Wegens het winteruur dat vorig weekend werd ingesteld is het al om 18u30 pikdonker.  We rijden verder zuidelijk langs de kustweg, want daar zijn enkele campings.  Na wat vragen vinden we één van de twee. Het is niet hét van hét, maar er is geen andere keuze dan blijven.  Alle fuifnummers die hier ’s avonds komen BBQ-en en drinken, zijn tegen ’s morgens verdwenen.  We staan hier alleen op de camping.
Om van Antofagasta richting zuiden te rijden zijn er 2 mogelijkheden, nl. de Ruta 5 door het binnenland en de verkorte route langs Tantal.  We kiezen de laatste om het Zuidelijk Europese Obeservatorium (ESO), dat zich op de Cerro Paranal bevindt., te bezoeken.  Het observatorium is slechts open voor het publiek, na voorafgaande inschrijving, gedurende de laatste 2 weekends van de maand.  We rijden de steile weg naar boven en zien dat we op een vrij grote afstand moeten blijven.  Ik ga langs de portier met de bedoeling een iets dichterbije foto te kunnen nemen.  Ik praat even met de man,hij vraagt met hoeveel we zijn en zegt dan dat er vandaag, zaterdag 5 mei, ook een bezoek is.  We moeten het inschrijvingsformulier invullen en dan kunnen we ook mee.  Even geluk hebben is dat!  Bij het bezoek horen we dat de bezoekmomenten vanaf 2012 veranderd zijn.  Het ESO is nu elke zaterdag van 10 tot 12 en van 14 tot 16u te bezoeken.  Blijkbaar is de namiddag kalmer, dus als er vooraf niet gereserveerd werd is het beter om tegen 13u te komen.  Wij, samen met een Zwitsers koppel, krijgen de rondleiding in het Engels.  Voor wetenschappelijke zaken is dat voor ons beter verstaanbaar dan het snelle Chileens.
De 4 grote spiegeltelescopen hebben elk een diameter van 8,2 m.  Daarnaast zijn er nog 4 kleinere.  Ze kunnen afzonderlijk werken of samen ingezet worden om iets beter te bekijken.  Bekijken is misschien niet zo gepast, want men kijkt niet met het oog door deze telescopen.  Er worden beelden gemaakt en die worden opgeslagen.  Die opgeslagen beelden worden de dag nadien ook doorgestuurd naar het ESO in Duitsland (bij München).  Daarnaast zijn er nog eens 2 telescopen die de ruimte systematisch aftasten en in beeld omzetten.  Om de zoveel jaar beginnen de telescopen opnieuw en dan kunnen de beelden vergeleken en geactualiseerd worden.  Er zijn hier stafleden en wetenschappers die vast verbonden zijn, zij werken 7 dagen, gevolgd door 7 dagen thuis.  Er zijn ook visiting onderzoekers die hier voor maximaal 14 dagen zijn.  Ieder van de 17 landen die op dit moment lid zijn (16 Europese waaronder België +Brazilië) kunnen projecten indienen. In Duitsland worden die op waarde beoordeeld en ongeveer 1 project op de 6 wordt goedgekeurd en uitgevoerd.  Op een gans jaar kan men 350 nachten zeker werken, de telescopen liggen op de Cerro Paranal die 2600m hoog is.  Daarbij is de afstand tot de Pacific vrij kort.  Dit zorgt ervoor dat de bewolking boven de Oceaan niet snel genoeg kan opstijgen tot deze hoogte en er dus permanent een droge en heldere lucht is.
 Spiegelafwijkingen (bij het kantelen) en atmosferische afwijkingen worden gecorrigeerd.  We bezoeken ook de verblijfplaats van de wetenschappers. Die verblijfplaats komt blijkbaar ook voor op het einde van de laatste James Bond film.  Er is een koepel waaronder centraal een oase gecreëerd is.  Daar zijn slaapkamers, restaurant, zwembad, cinema, sportaccomodaties en dies meer.  Maar wat het meest speciaal is, hier wordt overdag geslapen en tegen ’s avonds komt er leven in de brouwerij.  Immers  hier wordt fulltime gewerkt vanaf het moment dat de zon onder is tot ze weer opkomt, er mag  geen onderzoeksminuut verloren gaan. Immers wetenschappelijk onderzoek is een wedloop tegen de concurrentie (USA en Japan).  
We vragen of we buiten de poort op de parking kunnen blijven om te overnachten.  Dit is niet officieel, maar we zijn zeker niet de eersten.  Morgen rijden we nog verder zuidelijk, dan komen we in het gebied van El Chico Norte, het kleine, of lagere noorden.                                                                                                                                                                                                                                                                                                     

 

 

Print Friendly and PDF

 

 

 

 

Plaats een Reactie

Gaby Whow Lou & Stephan, wat een prachtige beschrijvende verhalen! Ik laat mijn fantasie hier de vrije loop en kan me alles levendig voorstellen. Ik zat bij jullie op de 'Valle de la Luna' en genoot mee van het einde van de wereld ... om nog te zwijgen over 'Tierra Del Fuego' (jullie kaartje staat hier op de schouw te pronken!) en zoveel meer. Graag was ik even in Atacama of Arica ... waar het nooit regent (wij kunnen ons dat hier niet meer voorstellen). Vele (toch wel jaloerse) groetjes. Gaby&lucie Geplaatst op 15 Mei 2012
Cécile Dag lou Beetje rust nu,baboe ligt in uz en het régent buiten Vroeger al mooie fotos gezien van de atacamiwoestijn,Heel spectaculair Jij schrijft over voor mij ongekende indianenvolkeren,die allicht afgelegen leven weg van onze zogezegde hoogstaande beschaving Ik heb een mantel in alpawcawol,n'en goede frak tegen de winterkou,naast de beesten van bomma dutje Wat zijn geoglyfen,kenik niet,kan het niet zo goed zien op foto Azaléas,glycine en rhododendrons staan hier in bloei,ook mooi maar gewoontjes voor jullie Die spiegeltelescoop op zon afgelegen plek met bijbehorende uitleg zou ik ook wel willen mee maken Groeten,hasta luego Cécile Geplaatst op 09 Mei 2012
Cécile Dag lou Beetje rust nu,baboe ligt in uz en het régent buiten Vroeger al mooie fotos gezien van de atacamiwoestijn,Heel spectaculair Jij schrijft over voor mij ongekende indianenvolkeren,die allicht afgelegen leven weg van onze zogezegde hoogstaande beschaving Ik heb een mantel in alpawcawol,n'en goede frak tegen de winterkou,naast de beesten van bomma dutje Wat zijn geoglyfen,kenik niet,kan het niet zo goed zien op foto Azaléas,glycine en rhododendrons staan hier in bloei,ook mooi maar gewoontjes voor jullie Die spiegeltelescoop op zon afgelegen plek met bijbehorende uitleg zou ik ook wel willen mee maken Groeten,hasta luego Cécile Geplaatst op 09 Mei 2012
Leen Hi Lou, wanneer en waar schrijf jij dit allemaal? Met laptop op schoot op de achterbank? PS Mijn uitzicht op skyline Brussel is ook fantastisch hoor :) Heel veel liefs. Leen Geplaatst op 08 Mei 2012

 

      
This site is only viewable in landscape mode !
Session Tracking